ECLI:NL:RBZWB:2021:5894

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 november 2021
Publicatiedatum
18 november 2021
Zaaknummer
AWB- 21_4628 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzoek om voorlopige voorziening inzake uitkering

Op 17 november 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een verzoeker en het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren. De verzoeker had beroep ingesteld tegen een besluit van Orionis met betrekking tot zijn recht op een uitkering en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er niet aan alle vereisten voor het indienen van een verzoek om een voorlopige voorziening was voldaan. Volgens artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een verzoek niet-ontvankelijk worden verklaard als niet is voldaan aan de wettelijke vereisten. De verzoeker kreeg de gelegenheid om een kopie van het besluit te overleggen, maar heeft hier niet op gereageerd en geen documentatie ingediend binnen de gestelde termijn. Hierdoor heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is geen mogelijkheid tot rechtsmiddel tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/4628 PW VV

uitspraak van 17 november 2021 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoeker], te [woonplaats verzoeker], verzoeker,

en

het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren (hierna: Orionis), verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen een besluit van Orionis inzake zijn recht op een uitkering. Tevens heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. Artikel 8:81 van de Awb, gelezen in samenhang met artikel 6:6 van de Awb, bepaalt dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk kan worden verklaard, als niet is voldaan aan artikel 6:5 van de Awb of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van een verzoek. De indiener van het verzoek moet dan wel de gelegenheid hebben gehad het verzuim te herstellen binnen een daartoe gestelde termijn.
2. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat niet aan alle vereisten werd voldaan en verzoeker daarom bij brief van 1 november 2021 een termijn gegund om een kopie van het besluit waarmee het verzoek om een voorlopige voorziening verband houdt over te leggen. De voorzieningenrechter stelt vast dat binnen de gestelde termijn van een week na 1 november 2021 geen kopie van het bestreden besluit is overgelegd. Verzoeker heeft in het geheel niet gereageerd op het verzoek van 1 november 2021.
3. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, op 17 november 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid de uitspraak mede te ondertekenen.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.