ECLI:NL:RBZWB:2021:5866
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting en verzoek om kostenvergoeding
In deze zaak heeft de belanghebbende beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van Belastingsamenwerking West-Brabant, die op 26 mei 2021 een naheffingsaanslag parkeerbelasting had opgelegd. De naheffingsaanslag was opgelegd omdat op 4 november 2020 omstreeks 9:47 uur geen parkeerbelasting was voldaan voor een auto met Belgisch kenteken, die geparkeerd stond op een locatie waar alleen tegen betaling mocht worden geparkeerd. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt, waarop de heffingsambtenaar het bezwaar gegrond verklaarde en de naheffingsaanslag vernietigde, maar geen kostenvergoeding toekende.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op 12 november 2021, waarbij de gemachtigde van de belanghebbende, mr. N.G.A. Voorbach, via beeldbellen deelnam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de naheffingsaanslag rechtmatig was opgelegd, omdat de verschuldigde parkeerbelasting niet was voldaan op het moment van controle. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag terecht had vernietigd, maar dat dit niet het gevolg was van een aan de heffingsambtenaar te wijten onrechtmatigheid. Daarom werd het verzoek om kostenvergoeding afgewezen.
De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat de gemachtigde zich beschikbaar had moeten houden voor de zitting, ondanks de uitloop. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en heeft de uitspraak op 12 november 2021 gedaan, waarbij de rechter mr. L.P. Hertsig en griffier mr. R.J.M. de Fouw aanwezig waren. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.