ECLI:NL:RBZWB:2021:5866

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 november 2021
Publicatiedatum
16 november 2021
Zaaknummer
AWB - 21 _ 2624
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting en verzoek om kostenvergoeding

In deze zaak heeft de belanghebbende beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van Belastingsamenwerking West-Brabant, die op 26 mei 2021 een naheffingsaanslag parkeerbelasting had opgelegd. De naheffingsaanslag was opgelegd omdat op 4 november 2020 omstreeks 9:47 uur geen parkeerbelasting was voldaan voor een auto met Belgisch kenteken, die geparkeerd stond op een locatie waar alleen tegen betaling mocht worden geparkeerd. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt, waarop de heffingsambtenaar het bezwaar gegrond verklaarde en de naheffingsaanslag vernietigde, maar geen kostenvergoeding toekende.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 12 november 2021, waarbij de gemachtigde van de belanghebbende, mr. N.G.A. Voorbach, via beeldbellen deelnam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de naheffingsaanslag rechtmatig was opgelegd, omdat de verschuldigde parkeerbelasting niet was voldaan op het moment van controle. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag terecht had vernietigd, maar dat dit niet het gevolg was van een aan de heffingsambtenaar te wijten onrechtmatigheid. Daarom werd het verzoek om kostenvergoeding afgewezen.

De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat de gemachtigde zich beschikbaar had moeten houden voor de zitting, ondanks de uitloop. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en heeft de uitspraak op 12 november 2021 gedaan, waarbij de rechter mr. L.P. Hertsig en griffier mr. R.J.M. de Fouw aanwezig waren. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 21/2624
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 12 november 2021 van de enkelvoudige kamer in het geding tussen

[belanghebbende] wonende te [woonplaats], belanghebbende,

gemachtigde mr. N.G.A. Voorbach
en

de heffingsambtenaar van Belastingsamenwerking West-Brabant (Breda),

de heffingsambtenaar.

Procesverloop

Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van 26 mei 2021 van de heffingsambtenaar met betrekking tot de naheffingsaanslag parkeerbelasting met aanslagnummer [aanslagnummer].
Het beroep is behandeld op de zitting in Breda op 12 november 2021. Namens de heffingsambtenaar heeft [heffingsambtenaar] via beeldbellen aan de zitting deelgenomen.
Na afloop van de behandeling van de zaak op de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Overwegingen

Verzoek om uitstel
1. Op de zitting van de rechtbank van 12 november 2021 stonden vier zaken gepland waarin mr. N.G.A. Voorbach van Verkeersboete.nl als gemachtigde optreedt, in het tijdsbestek van 10.55 tot 12.15 uur. Het gaat hierbij om de zaken met de zaaknummers BRE 21/1042, 21/845, 21/1018 en 21/2624 PARKBL.
2. De gemachtigde heeft de rechtbank op 23 augustus 2021 verzocht om de zitting via Skype (beeldbellen) te laten plaatsvinden. Dit verzoek heeft de rechtbank afgewezen omdat er geen corona-redenen aan ten grondslagen lagen en omdat er vier zaken van hem achter elkaar op zitting stonden.
3. Op 10 november 2021 heeft de gemachtigde in deze vier zaken een fax gestuurd met (voor zover hier van belang) de volgende inhoud:
“Bovenvermelde zaken staan gepland op de zitting van 12 november 2021. Ik heb op 4 november 2021 mijn ogen laten laseren via een LASIK behandeling. Helaas doen mijn ogen nog veel pijn. Normaliter dient het zicht volledig terug te komen na 2 tot 3 werkdagen, maar mijn herstel duurt helaas langer. Ik kan mijn ogen nog nauwelijks open houden.
Bovendien ben ik sinds vanochtend erg verkouden. Dit maakt dat ik - conform de huidige regels van de rechtbank - thuis moet blijven.
Ik kan dan ook niet anders dan u verzoeken de zitting te verplaatsen.”
4. Naar aanleiding van deze fax heeft een medewerker van de griffie van de rechtbank telefonisch contact opgenomen met de gemachtigde om te vragen of de zaken via beeldbellen behandeld konden worden. De gemachtigde is diezelfde dag nog akkoord gegaan met behandeling via beeldbellen. Hij deelde mee dan een zonnebril op te zetten vanwege zijn ogen.
5. Tijdens de zitting van 12 november 2021 ontving de rechtbank via de griffie een fax van de gemachtigde, door de griffie ontvangen om 11.21 uur, met (voor zover hier van belang) de volgende inhoud:
“Natuurlijk kan het voorkomen dat een zitting uitloopt, maar ook voor een gemachtigde kan en moet ergens een grens worden getrokken. Ik wacht nu meer dan 20 minuten in de lobby van Skype omgeving. Er is niemand die even belt en aangeeft hoelang het nog duurt. Ik zal nog 10 minuten wachten en zal daarna vertrekken. Ik heb gebeld met de rechtbank en niemand kon aangeven hoelang het nog duurt.
Ik verzoek u een nieuwe zitting in te plannen. Ik mag van de rechtbank verwachten dat – indien de rechtbank uitloop heeft – er contact met mij wordt opgenomen (dat gebeurt andersom ook). Ik mag voorts verwachten dat iemand bij de rechtbank aan kan geven hoelang het nog ongeveer duurt.
Afgezien van het voorgaande, verzoek ik u de proceskosten van belanghebbende te vergoeden, tegen wegingsfactor gemiddeld (één procespunt). (…) Ik heb alles in werk gesteld om vandaag deze zitting bij te wonen en heb hiervoor tijd gereserveerd. Mocht u nog vragen hebben over deze brief, kunt u mij bellen op nummer [telefoonnummer].
6. De zitting van de rechtbank is inderdaad uitgelopen. Rond 11.30 uur merkte de rechtbank dat de gemachtigde niet in de lobby voor het beeldbellen wachtte. Na lezing van de fax van de gemachtigde heeft de rechter om 11.37 en 11.39 uur geprobeerd de gemachtigde te bellen op het in de fax genoemde telefoonnummer. Het telefoonnummer was niet bereikbaar, ook kon er geen voicemailbericht worden ingesproken
7. De heffingsambtenaar, die eveneens via beeldbellen aanwezig was, heeft verzocht het verzoek om uitstel af te wijzen.
8. De rechtbank begrijpt dat het vervelend is als een zitting uitloopt en de gemachtigde in de lobby bij beeldbellen of in het gerechtsgebouw op de gang zit te wachten. Hoewel de rechtbank haar best doet om bij de planning van een zitting een juiste inschatting te maken van de te verwachten behandelduur van zaken, kan het soms anders lopen dan op voorhand was ingeschat. Ook het schakelen naar een hybride zitting met beeldbellen kost extra tijd. Een uitloop van een half uur kan zich dan voordoen. Het tijdstip waarop de rechtbank wilde beginnen met de zaken van de gemachtigde (rond 11.30 uur) viel echter binnen het tijdsbestek waarin de vier zaken van de gemachtigde behandeld zouden worden (van 10.55 tot 12.15 uur). Van de gemachtigde kan verwacht worden dat hij zich in ieder geval gedurende dit tijdsbestek beschikbaar zou houden voor de zitting. Dat heeft hij niet gedaan.
De rechtbank heeft het verzoek om uitstel daarom ter zitting afgewezen.
9. Vervolgens heeft de rechtbank de vier zaken ter zitting behandeld en in elke zaak meteen mondeling uitspraak gedaan. De link voor het beeldbellen heeft gedurende de zitting opengestaan. De gemachtigde heeft geen contact meer opgenomen met de rechtbank. Om 12.08 uur was de rechtbank klaar met de behandeling van de zaken ter zitting van de gemachtigde en heeft zij de link gesloten.
Inhoudelijk
10. Belanghebbende stond op 4 november 2020 omstreeks 9:47 uur met een auto met (Belgisch) kenteken [kenteken] op een parkeerplaats aan de [straat] in Breda. Op deze locatie mag alleen tegen betaling van parkeerbelasting worden geparkeerd.
11. Tijdens een controle op voormelde datum en tijdstip is geconstateerd dat voor de auto geen parkeerbelasting op aangifte is voldaan. Daarom is aan belanghebbende de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd ter grootte van € 66,80 (€ 2,30 aan parkeerbelasting en € 64,50 aan kosten).
12. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag. Bij uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar het bezwaar gegrond verklaard en de naheffingsaanslag vernietigd. De heffingsambtenaar heeft daarnaast besloten geen kostenvergoeding voor de bezwaarfase toe te kennen, omdat niet is voldaan aan het bepaalde van artikel 7:15, tweede lid, van de Awb.
13. In geschil is het antwoord op de vraag of de heffingsambtenaar terecht geen kostenvergoeding voor de bezwaarfase aan belanghebbende heeft toegekend. Meer in specifiek is in geschil of er sprake is geweest van een aan de heffingsambtenaar te wijten onrechtmatigheid bij het opleggen van de naheffingsaanslag.
14. Op grond van artikel 7:15, tweede lid, van de Awb worden de kosten, die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
15. De rechtbank stelt vast dat ten tijde van het parkeren en de controle de verschuldigde parkeerbelasting niet is voldaan. Belanghebbende heeft in de bezwaarfase verklaard dat zij na het parkeren van haar auto, op zoek is gegaan naar een betaalautomaat in een andere straat waar wel met contant geld betaald kon worden. Vervolgens heeft zij aan de heffingsambtenaar betaalbewijzen overgelegd waaruit blijkt dat de verschuldigde parkeerbelasting 12 minuten na het parkeren, om 9:59 uur, is voldaan. De heffingsambtenaar heeft hierin aanleiding gezien de naheffingsaanslag te vernietigen omdat hij het aannemelijk acht dat belanghebbende continue bezig is geweest met verrichten van uitvoeringshandelingen teneinde de parkeerbelasting te voldoen.
16. Gelet op het vorenoverwogene is de naheffingsaanslag rechtmatig opgelegd en is de naheffingsaanslag enkel vanwege de omstandigheid dat belanghebbende het betaalbewijs alsnog heeft kunnen overleggen, vernietigd. Daarmee is de naheffingsaanslag niet vernietigd vanwege een aan de heffingsambtenaar te wijten onrechtmatigheid, zodat het verzoek om een tegemoetkoming in de kosten van bezwaar terecht is afgewezen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. R.J.M. de Fouw, griffier, op 12 november 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch.