ECLI:NL:RBZWB:2021:5859
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting in Breda
Op 12 november 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarbij belanghebbende in beroep ging tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De naheffingsaanslag was opgelegd omdat belanghebbende op 28 december 2020 omstreeks 13:13 uur met haar auto op een parkeerplaats in Breda stond zonder parkeerbelasting te betalen. De heffingsambtenaar van de gemeente Breda had de aanslag opgelegd ter grootte van € 66,00, bestaande uit € 1,50 aan parkeerbelasting en € 64,50 aan kosten. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar dit bezwaar was ongegrond verklaard.
Tijdens de zitting op 12 november 2021 was belanghebbende niet verschenen, ondanks dat zij tijdig was uitgenodigd. De rechtbank oordeelde dat de uitnodiging op juiste wijze was verzonden en dat belanghebbende op de hoogte was van de zitting. De rechtbank heeft de zaak behandeld en onmiddellijk uitspraak gedaan na de zitting.
Belanghebbende stelde dat zij haar auto slechts kort had geparkeerd om te wachten tot de poort open ging, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet voldeed aan de definitie van 'parkeren' volgens de Verordening parkeerbelastingen Breda 2020. De rechtbank concludeerde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd, omdat er geen parkeerbelasting was betaald en het belastbare feit had plaatsgevonden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond.