ECLI:NL:RBZWB:2021:5856

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 november 2021
Publicatiedatum
16 november 2021
Zaaknummer
02-193183-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Maximale taakstraf opgelegd voor bedreiging, vuurwapenbezit en drugsbezit

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 november 2021 uitspraak gedaan tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging, het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, en het bezit van verschillende drugs. De verdachte, geboren in 1989 en gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht, heeft zich in de periode van 8 juni 2021 tot en met 15 juni 2021 schuldig gemaakt aan bedreiging van de heer [Aangever]. De bedreigingen waren van ernstige aard en betroffen doodsbedreigingen. Daarnaast heeft de verdachte op 20 juli 2021 een vuurwapen en munitie voorhanden gehad, evenals harddrugs, waaronder cocaïne, MDMA en heroïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn ontkenning, op de hoogte was van de drugs in zijn woning. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van 12 maanden, maar de rechtbank oordeelde dat, gezien de kwetsbare situatie van de verdachte, een maximale taakstraf van 240 uren meer passend was. De rechtbank legde ook een voorwaardelijke gevangenisstraf op van twee maanden met een proeftijd van twee jaar. De beslissing is gebaseerd op de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waarbij de rechtbank de nadruk legde op het recidiverisico en de noodzaak van structuur en begeleiding voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/193183-21
vonnis van de meervoudige kamer van 16 november 2021
in de strafzaak tegen
[Verdachte]
geboren op [Geboortedag] 1989 te [Geboorteplaats] ,
wonende te [Adres]
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht te Dordrecht,
raadsman mr. C.J.M. Jansen, advocaat te Tilburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 2 november 2021. Verdachte is niet verschenen en heeft schriftelijk afstand gedaan van zijn recht om ter terechtzitting te verschijnen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie,
mr. E.E. de Feijter, en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat
Feit 1:verdachte de heer [Aangever] in de periode van 8 juni 2021 tot en met 15 juni 2021 heeft bedreigd met de dood en zware mishandeling;
Feit 2:verdachte op 20 juli 2021 een vuurwapen en 103 kogelpatronen voorhanden heeft gehad;
Feit 3:verdachte op 20 juli 2021 opzettelijk harddrugs aanwezig heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Ten aanzien van feit 1 baseert zij zich daarbij op de aangifte van [Aangever] en de herkenning van de stem van verdachte op de door [Aangever] aan de politie geleverde audiofragmenten. Met betrekking tot het eerste en derde gedachtestreepje stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat dit geen strafrechtelijke bedreiging vormt. Voor die onderdelen van de tenlastelegging vordert zij vrijspraak.
Ten aanzien van feit 2 baseert de officier van justitie zich op de processen-verbaal van melding bestelling patroonhouders, doorzoeking van de woning van verdachte en beschrijving en categorisering van het wapen en de munitie. Ten aanzien van feit 3 baseert de officier van justitie zich op de processen-verbaal van doorzoeking van de woning van verdachte, de indicatieve tetst van de aangetroffen middelen en de rapporten van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI).
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van feit 1 en 3. Ten aanzien van het eerste feit heeft de verdediging aangevoerd dat uit het dossier niet blijkt wanneer de geluidsfragmenten zijn ingesproken en dat aangever zich door de mededelingen van verdachte daadwerkelijk bedreigd heeft gevoeld.
Ten aanzien van feit 3 heeft verdachte verklaard dat hij niet wist dat de verdovende middelen in zijn woning aanwezig waren. Hierdoor ontbreekt bij verdachte de opzet op het voorhanden hebben van de verdovende middelen.
Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging geen bewijsverweer gevoerd en zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
Op basis van de aangehechte bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende feiten vast.
Verdachte heeft telefonisch de volgende woorden aan aangever [Aangever] gericht:
- " ik neuk jou en die rest van de hoeren kinderen, oke?”
- ik steek jou in de fik, vuil kanker hoerenkind” en/of
- “ ik ga jouw moeder doorboren" en/of
- " ik bind jou vast en zet jou onder schok en ik laat jou toekijken, hoe ik jouw
moeder en zus en de rest van jouw kanker familie afneuk" en/of
- " ik blaas jou op” en/of
- “ gooi benzine over jou heen en steek je in de fik” en/of
- “ je denkt dat je hier met een crimineel te maken hebt? Ik ben niet een crimineel, ik
ben een terrorist. Ik steek jou fucking in de fik”
Dat deze uitlatingen in de periode zoals ten laste gelegd bij [Aangever] zijn aangekomen blijkt uit de aangifte van [Aangever] van 15 juni 2021, die meent dat een brandstichting van zijn auto op 8 juni 2021 en zijn aangifte hiervan aanleiding is voor de telefoontjes die kort hierna hebben plaatsgevonden. Niet alleen verklaart [Aangever] vervolgens dat hij die berichten heeft opgenomen, ook verklaart hij wat daarin is gezegd. Het gaat dan om de uitlatingen: ‘ik ga jou moeder doorboren, ik steek jou in de fik kanker hoerenkind, ik ga jou moeder fucking hard neuken, ik blaas jou op, ik gooi benzine over je heen en ik steek je in de fik’. De verschillende uitlatingen komen letterlijk overeen met de vier geluidsfragmenten die later door [Aangever] zijn aangeleverd. Verdachte verklaart op 20 juli 2021 tegenover de politie dat hij [Aangever] heeft gezegd dat hij zijn moeder zou gaan neuken. De rechtbank ziet in deze omstandigheden in samenhang beschouwd voldoende ondersteunend bewijs dat de ten laste gelegde uitlatingen tussen 8 juni 2021 – dat wil zeggen na de brandstichting – en 15 juni 2021, de dag van aangifte van de bedreiging, hebben plaatsgevonden.
De vraag die aan de rechtbank voorligt is of deze uitlatingen de kwalificatie van bedreiging kunnen dragen.
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling als bedoeld in artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht is vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen dan wel zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen. Niet is vereist dat de bedreiging in het concrete geval op de bedreigde een zodanige indruk heeft gemaakt dat er werkelijk vrees is opgewekt.
Uit het dossier komt naar voren dat de uitlatingen door verdachte hebben plaatsgevonden tegen de achtergrond van een lopend conflict tussen verdachte en [Aangever] . Uit de aangifte van [Aangever] maakt de rechtbank verder op dat de berichten na de vermeende brandstichting van zijn auto zijn geuit, dat hij denkt dat verdachte die brandstichting heeft gepleegd en dat hij bang is dat verdachte aan andere mensen heeft verteld waar hij woont. De uitlatingen van verdachte kunnen gelet op de inhoud daarvan en in het licht van de voornoemde omstandigheden worden gekwalificeerd als bedreiging tegen het leven gericht en/of zware mishandeling. De rechtbank is van oordeel dat dit voor alle uitlatingen bij elkaar beschouwd geldt, dus ook die onder het eerste en derde gedachtestreepje van de tenlastelegging.
Alle vastgestelde woorden van verdachte zijn gericht aan [Aangever] en zijn directe bedreigingen voor diens leven en/of zware mishandeling jegens hem, met uitzondering van het eerste en derde gedachtestreepje. De rechtbank volgt de officier van justitie en de raadsman echter niet in vrijspraak van deze laatste gedachtestreepjes, omdat de woorden in die gedachtestreepjes in dezelfde context gesproken zijn als de woorden in de andere gedachtestreepjes en bijdragen aan de ernst van de directe bedreigingen jegens [Aangever] door hem (indirect) te treffen in personen die hem lief zijn: zijn moeder en kinderen. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de ten laste gelegde bedreiging wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Feiten 2 en 3
Uit de aangehechte bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat op 20 juli 2021 in de woning van verdachte, gelegen aan [Adres] een vuurwapen, Grand Power K100F en 145 stuks 9x19mm patronen zijn aangetroffen. Het onbevoegd voorhanden hebben hiervan is verboden.
Daarnaast zijn in de woning verschillende harddrugs aangetroffen. Blijkens de beslaggegevens, de indicatieve bevindingen van de politie en diverse drugstests van het NFI gaat het om 11,76 gram cocaïne, 11,84 gram MDMA en 8,59 gram heroïne.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte opzet heeft gehad op het aanwezig hebben hiervan. De rechtbank stelt vast dat de drugs in verschillende potjes in een ladekast in de hal van de woning van verdachte zijn aangetroffen. Verdachte woonde hier alleen. Verdachte stelt niet op de hoogte te zijn geweest van de drugs. De rechtbank volgt verdachte hier niet in. De drugs lagen weliswaar uit het zicht maar niet op een voor hem verborgen plek. De ladekast in de hal is immers vrij toegankelijk voor hem. Verdachte wordt als enige bewoner geacht te weten wat zich in zijn woning bevindt. Daar komt bij dat verdachte heeft verklaard, al dan niet met vrienden, verschillende soorten drugs in huis te gebruiken. De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de 11,76 gram cocaïne, 11,84 gram MDMA en 8,59 gram heroïne zich in de machtssfeer van verdachte bevonden en dat verdachte dit ook wist.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat
verdachte zich op 20 juli 2021 schuldig heeft gemaakt aan het onbevoegd voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie en het opzettelijk aanwezig hebben van de ten laste gelegde harddrugs.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op een of meer tijdstippen in de periode van 8 juni 2021 t/m 15 juni 2021 te
Tilburg [Aangever] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die
[Aangever] dreigend de woorden toe te voegen
- " ik neuk jou en die rest van de hoeren kinderen, oke?”
en
- ik steek jou in de fik, vuil kanker hoerenkind” en
- “ ik ga jouw moeder doorboren" en
- " ik bind jou vast en zet jou onder schok en ik laat jou toekijken, hoe ik jouw
moeder en zus en de rest van jouw kanker familie afneuk" en
- " ik blaas jou op” en
- “ gooi benzine over jou heen en steek je in de fik” en
- “ je denkt dat je hier met een crimineel te maken hebt? Ik ben niet een crimineel, ik
ben een terrorist. Ik steek jou fucking in de fik”;
2
op 20 juli 2021 te Tilburg
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten een pistool, van het merk Grand Power, type K100 F, kaliber 9
mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een
pistool en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie,
te weten 103 kogelpatronen, van het merk STV en 41 kogelpatronen
van het merk CBC en 1 kogelpatroon van het merk Sellier & Bellot
voorhanden heeft gehad;
3
op 20 juli 2021 te Tilburg opzettelijk
aanwezig heeft gehad
11,76 gram, cocaïne, zijnde cocaïne en
8,59 gram, heroïne, zijnde heroïne, en
11,84 gram, MDMA, zijnde MDMA,
telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank, ondanks de vrijspraak die is bepleit voor de feiten 1 en 3, toch tot een bewezenverklaring komt, acht de verdediging een straf gelijk aan het voorarrest voldoende gelet op de aard en de ernst van de zaak. Mocht de rechtbank dit niet voldoende achten, dan wordt verzocht te volstaan met een voorwaardelijke straf van twee à drie maanden om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
6.3.1
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging en het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie en verschillende drugs. Bedreiging is op zichzelf genomen al een naar feit, maar extra kwalijk vindt de rechtbank dat verdachte doodsbedreigingen heeft geuit naar iemand waarmee hij een conflict had en dat kort hierna ook een vuurwapen, met bijbehorende munitie, in de woning van verdachte is aangetroffen.
Het onbevoegd voorhanden hebben van een vuurwapen met de daarbij behorende munitie is een ernstig delict waartegen streng wordt opgetreden, vanwege de bedreiging die daarvan voor de veiligheid van anderen uitgaat. Dit geldt te meer nu het vuurwapen doorgeladen was en direct voor het grijpen naast het bed van verdachte lag.
Naast het vuurwapen en de munitie, is in de woning van verdachte ook MDMA, cocaïne en heroïne aangetroffen. Het is algemeen bekend dat het gebruik van harddrugs grote gezondheidsrisico’s met zich brengt voor de gebruikers van deze drugs. Bovendien gaat drugsgebruik en -handel gepaard met andere vormen van criminaliteit en geweld. De combinatie van de bewezenverklaarde feiten is naar het oordeel van de rechtbank dan ook zorgelijk.
6.3.2
Persoon en persoonlijke omstandigheden
De rechtbank slaat acht op een uittreksel Justitiële Documentatie van 22 september 2021, waaruit blijkt dat verdachte in het verleden, tot oktober 2018, bij herhaling is veroordeeld wegens strafbare feiten. Overwegend betreft het veroordelingen voor vermogensdelicten, maar ook voor Opiumwetfeiten en geweldsfeiten. Bij de laatste veroordelingen zijn steeds taakstraffen opgelegd die verdachte heeft voldaan.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het reclasseringsadvies van GGZ Antes Advies van 19 oktober 2021. Uit dit rapport volgt dat de kans dat verdachte zich blijft bezig houden met strafbare feiten met alle gevolgen van dien hoog wordt ingeschat. Verdachte ontkent problemen te hebben op de relevante leefgebieden en op psychosociaal niveau, ondanks dat hier wel aanwijzingen voor zijn. Omdat verdachte zich niet ontvankelijk toont voor hulpverlening wordt Reclasseringstoezicht niet geadviseerd.
Door de verdediging is namens verdachte ter zitting naar voren gebracht dat verdachte, die zwakbegaafd is, sinds zijn laatste veroordeling in 2018 met goed gevolg gebruik heeft gemaakt van hulpverlening door een jongerencoach. Deze coaching is gestopt omdat er geen financiering meer was, niet door de onwil van verdachte. Verdachte is zijn woning kwijt geraakt en moet opnieuw beginnen.
6.3.3
Conclusie
De rechtbank stelt voorop dat de ernst van de feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen van enkele maanden. Gelet echter op de persoon van deze kwetsbare verdachte en diens problemen op relevante leefgebieden, zoals in het Reclasseringsrapport naar voren gebracht, is de rechtbank van oordeel dat een maximale taakstraf voor verdachte door de geboden structuur en dagbesteding een betere kans biedt op oplossing van (sommige van) die problemen, zodat het recidiverisico voor de maatschappij blijvend kan worden verlaagd. Als stok achter de deur, en als uiting van de ernst van de gepleegde delicten, zal de rechtbank tevens een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Bij dit alles heeft de rechtbank ook betrokken het tijdsverloop sinds de laatste veroordeling en dat verdachte eerdere taakstraffen positief heeft afgerond.
Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis met aftrek van voorarrest passend en geboden.

7.Het beslag

De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Gebleken is dat de feiten met betrekking tot deze voorwerpen zijn begaan en de voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan
in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36c, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met zware mishandeling;
feit 2:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met munitie van categorie III;
feit 3:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf naar rato van 2 uur per dag;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd:
2. 1 STK Koffer, wapenkoffer (Omschrijving: G2357060);
3. 1 STK Koffer (Omschrijving: G2357062);
4. 1 STK Koffer (Omschrijving: G2357065, Retay koffer klein);
5. 1 STK Wapen (Omschrijving: G2356975);
6. 1 STK Mes (Omschrijving: G2356955);
7. 1 STK Mes (Omschrijving: G2356974);
8. 1 STK Wapen (Omschrijving: G2356949);
9. 1 STK Mes (Omschrijving: G2356973);
11. 6,29 GR Hennep (Omschrijving: G2356896);
12. 3,1 GR Hennep (Omschrijving: G2356864);
13. 4,85 GR Heroïne (Omschrijving: G2356863);
14. 4,87 GR Cocaïne (Omschrijving: G2356854);
15. 6,24 GR Drugs (Omschrijving: G2356856);
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een geldbedrag van 375 EUR;
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van het voorwerp, te weten bankbescheiden;
Dit vonnis is gewezen door mr. R. de Jong, voorzitter, mr. C.H.W.M. Sterk en mr. L.W. Louwerse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. U.F.B. van Berkel-de Jongh, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 16 november 2021.
Mr. Louwerse is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.