ECLI:NL:RBZWB:2021:5854

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 november 2021
Publicatiedatum
16 november 2021
Zaaknummer
96-272317-20
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rijden onder invloed van alcohol met bijna aanrijding van voetganger met kinderwagen

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 november 2021, stond de verdachte terecht voor het rijden onder invloed van alcohol en het veroorzaken van gevaar op de openbare weg. De verdachte had op 20 oktober 2020 in Chaam, gemeente Alphen-Chaam, met zijn bestelauto, een VW Caddy Maxi, gereden terwijl hij onder invloed was van alcohol. Tijdens het rijden veroorzaakte hij slingerend rijgedrag en raakte hij een paaltje, waarna hij in een sloot terechtkwam. Bij deze gevaarlijke rijactie kwam de heer [Aangever] met zijn kinderwagen in de nabijheid, die door snel handelen een aanrijding kon voorkomen. De officier van justitie beschouwde de feiten als wettig en overtuigend bewezen, maar de rechtbank oordeelde dat het vereiste dubbele opzet voor de overtreding van artikel 5a lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 niet bewezen kon worden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit, maar achtte het subsidiair tenlastegelegde wel bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 70 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 15 maanden. De benadeelde partij, de heer [Aangever], werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de schade niet voldoende was onderbouwd. De rechtbank verklaarde ook het in beslag genomen voertuig verbeurd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 96-272317-20
vonnis van de meervoudige kamer van 16 november 2021
in de strafzaak tegen
[Verdachte]
geboren op [Geboortedag] 1969 te [Geboorteplaats- en Land]
wonende te [Adres]
raadsman mr. J.M.A. Loevendie, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 2 november 2021, waarbij de officier van justitie, mr. E. van Aalst, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte in zijn auto heeft gereden terwijl hij onder invloed van alcohol was en daarbij met opzet(ernstig) gevaar op de openbare weg heeft veroorzaakt, waarbij hij bijna een voetganger met kinderwagen heeft aangereden.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op de aangifte van [Aangever] , de verklaring van de getuige [Getuige] , de door deze getuige met haar telefoon gefilmde beelden en het uitgevoerde bloedonderzoek.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich met betrekking tot een bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en heeft daarbij aangevoerd dat vast is komen te staan dat er een ernstige en gevaarlijke situatie was.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op grond van de bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte op 20 oktober 2020 zijn auto heeft bestuurd terwijl hij onder invloed van alcohol was en dat hij daarbij slingerend over de weg heeft gereden, een paaltje heeft geraakt, vervolgens links de berm is ingereden en links in de sloot terecht is gekomen. In die linker berm liep op dat moment ook de heer [Aangever] met een kinderwagen. De heer [Aangever] heeft een aanrijding door verdachte kunnen voorkomen en zichzelf en zijn zoontje in veiligheid kunnen brengen door over die sloot te springen, waarbij de kinderwagen met zijn zoontje in die sloot terecht is gekomen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte voornoemde onder 2 primair en subsidiair omschreven gedragingen heeft begaan. De rechtbank ziet zich nu gesteld voor de vraag of daarmee het onder 2 primair tenlastegelegde overtreding van artikel 5a lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) bewezen kan worden.
In artikel 5a WVW wordt voorzien in een misdrijf dat zeer gevaarlijk rijgedrag zonder gevolgen strafbaar stelt. Het ziet, zo blijkt uit de toelichting bij dit artikel, op verkeersdeelnemers die opzettelijk in ernstige mate verkeersregels schenden, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel is te duchten. Het moet gaan om gedragingen die impliceren dat welbewust en met groot gevaar voor andere verkeersdeelnemers in ernstige mate belangrijke gedragsregels in het verkeer worden overtreden en daarmee een veel groter risico op het intreden van ernstige gevolgen in het leven roepen dan gedrag dat valt onder het gevaarzettingsverbod van artikel 5 WWW.
Voor ernstige gevaarzetting in de zin van artikel 5a WVW is dan ook vereist dat er sprake is van opzet gericht op het schenden van verkeersregels en tevens dat er sprake is van opzet om deze verkeersregels in ernstige mate te schenden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte zich heeft schuldig heeft gemaakt aan het schenden van meerdere verkeersregels, maar uit de bewijsmiddelen is naar het oordeel van de rechtbank niet vast komen te staan dat hij welbewust in ernstige mate belangrijke gedragsregels in het verkeer heeft overtreden. Het voor artikel 5a lid 1 WVW vereiste dubbele opzet kan daarmee naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen worden en verdachte zal dan ook van het onder 2 primair ten laste gelegde worden vrijgesproken. Het onder 2 subsidiair tenlastegelegde kan naar het oordeel van de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat niet kan worden bewezen dat het onnodig langzaam rijden en het onverwacht stilzetten van de auto onder de gegeven omstandigheden ter plaatse hinder of gevaar heeft veroorzaakt.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 20 oktober 2020 te Chaam, gemeente Alphen-Chaam, als
bestuurder van een motorrijtuig, (bedrijfsauto), dit voertuig heeft bestuurd, na
zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn bloed bij
een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de
Wegenverkeerswet 1994, 2,54 milligram
alcohol per milliliter bloed bleek te zijn;
2 subsidiair:
op 20 oktober 2020 te Chaam, gemeente Alphen-Chaam als
bestuurder van een voertuig (bestelauto), daarmee rijdende op de weg, de
Ulicotenseweg, na het gebruik van alcoholische drank heeft gereden, en
-
heeft geslingerd op de weg en
-
tegen een rechts op de weg, gezien verdachtes rijrichting, staand paaltje heeft
gereden welke onderdeel uitmaakte van een wegversmalling, en
-
vervolgens links, gezien verdachtes rijrichting, over de weg is gegaan, en recht
af is gegaan op een links, gezien verdachtes rijrichting, op de weg/in de berm
lopende voetganger met kinderwagen, te weten [Aangever] , en
-
vervolgens in de links, gezien verdachtes rijrichting, van de weg gelegen sloot tot
stilstand is gekomen,
door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt
en het verkeer op die weg werd gehinderd;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 3 maanden en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 14 maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte deze zaak heel serieus neemt en ook heel schuldbewust is. Namens verdachte is verzocht om bij de strafbepaling rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden waarin hij destijds verkeerde. Verdachte werkte op dat moment in Nederland terwijl er grote problemen waren met zijn gezin in Polen. Hierdoor zat verdachte in de put. Voorts heeft de raadsman gevraagd om bij de strafbepaling rekening te houden met het blanco strafblad van verdachte. Om die reden is verzocht om aan verdachte een taakstraf op te leggen in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en daarnaast een deel van de ontzegging van de rijbevoegdheid voorwaardelijk op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte is op 20 oktober 2020 in zijn auto gaan rijden terwijl hij, zo is uit het bloedonderzoek gebleken, zeer fors had gedronken. De manier waarop verdachte op dat moment reed was dermate opvallend dat de getuige [Getuige] , die op dat moment achter verdachte reed, het nodig vond van dat rijgedrag opnames te maken met haar telefoon. Op die beelden is ook te zien dat verdachte slingerend over de weg rijdt en een paaltje bij een wegversmalling raakt. Hierdoor gaat het helemaal mis; verdachte komt op de linker weghelft terecht en rijdt daar bijna de voetganger [Aangever] aan, die daar op dat moment wandelt met zijn zoontje in een kinderwagen. Met een sprong over een sloot waarbij hij de kinderwagen nog met zich mee kan trekken, weet de heer [Aangever] te voorkomen dat hij en zijn zoontje door verdachte worden aangereden. Verdachte heeft zijn voertuig niet meer onder controle en met dat voertuig komt hij in de sloot tot stilstand.
De rechtbank begrijpt dat dit voor de heer [Aangever] een traumatische gebeurtenis is geweest. Dat hij en zijn zoontje niet gewond zijn geraakt is enkel te danken aan het snelle handelen van de heer [Aangever] . Omdat, in tegenstelling tot het rijden onder invloed wat een misdrijf is, het veroorzaken van gevaar en hinder op de weg een overtreding oplevert, moet de rechtbank voor het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde een aparte straf opleggen. Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde verkeersgedragingen en het gevaar dat doordoor door verdachte werd veroorzaakt, is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf voor de duur van 20 uren voor deze overtreding passend en geboden is.
Voor het onder 1 bewezenverklaarde misdrijf, het rijden onder invloed, zal de rechtbank de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken als uitgangspunt nemen. Voor de bij verdachte gemeten hoeveelheid van 2,54 milligram alcohol per milliliter bloed is volgens die oriëntatiepunten een taakstraf van 70 uren en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 15 maanden als oriëntatiepunt afgesproken. De rechtbank is van oordeel dat deze straf passend is, ook rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die tijdens het onderzoek ter terechtzitting naar voren zijn gebracht en met het blanco strafblad van verdachte. De rechtbank ziet geen aanleiding om van die oriëntatiepunten af te wijken of om een deel van de aan verdachte op te leggen ontzegging van de rijbevoegdheid voorwaardelijk op te leggen.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [Aangever] vordert een schadevergoeding van € 4.750,= voor feit 2.
De rechtbank is van oordeel dat feiten en omstandigheden die tot toewijzing van de vordering zouden kunnen leiden niet voldoende vast staan, nu (de omvang van) de schade op geen enkele wijze is onderbouwd.
De rechtbank zou de benadeelde partij, die hoewel daarvan in kennis gesteld, niet ter zitting aanwezig is geweest, in de gelegenheid kunnen stellen deze bewijsstukken alsnog over te leggen. Gelet echter op de datum van de bewezenverklaarde feiten, 20 oktober 2020, en het feit dat het zittingsrooster van de rechtbank op dit moment zodanig is volgepland dat voor voortzetting van de behandeling pas op langere termijn gelegenheid zou bestaan, acht de rechtbank het - het belang van afdoening binnen een redelijke termijn mede in aanmerking genomen - een onevenredige belasting van het strafgeding om het onderzoek te heropenen teneinde de benadeelde partij de gelegenheid te geven alsnog bewijsstukken over te leggen. De rechtbank zal de benadeelde partij dan ook niet-ontvankelijk verklaren. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

8.Het beslag

8.1
De verbeurdverklaring
Het in beslag genomen voorwerp, te weten een bestelauto VW Caddy Maxi, kenteken [Kenteken] is vatbaar voor verbeurdverklaring.
Gebleken is dat het voorwerp aan verdachte toebehoorde en feit 2 is begaan met dat voorwerp.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 33, 33a, 55 en 62 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 8, 176, 177, 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 2 primair tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:Overtreding van artikel 8, tweede lid, aanhef en onderdeel b, van de Wegenverkeerswet 1994,
feit 2 subsidiair:Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994,
terwijl bij deze feiten van eendaadse samenloop in de zin van artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht sprake is;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 70 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
35 dagen;
Bijkomende straf
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 15 maanden;
- bepaalt dat de tijd dat verdachte zijn rijbewijs al heeft ingeleverd in mindering wordt gebracht op de rijontzegging;
Ten aanzien van het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 20 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
10 dagen;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [Aangever] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [Aangever] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
Beslag
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een bestelauto VW Caddy Maxi, kenteken [Kenteken] ;
Dit vonnis is gewezen door mr. D. van Kralingen, voorzitter, mr. E.G.F. Vliegenberg en mr. A.L. Hoekstra, rechters, in tegenwoordigheid van F.J.M. Nouws, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 16 november 2021.