ECLI:NL:RBZWB:2021:5852

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 november 2021
Publicatiedatum
15 november 2021
Zaaknummer
AWB- 20_9120
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging Ziektewet-uitkering na eerstejaarsbeoordeling door UWV

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M.W.A. Verhaard, had beroep ingesteld tegen de beslissing van het UWV om zijn Ziektewet-uitkering per 29 juni 2020 te beëindigen. Dit besluit volgde op een eerstejaars Ziektewet-beoordeling, waarin het UWV concludeerde dat de eiser in staat was meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV in zijn besluitvorming zorgvuldig te werk is gegaan. De medische beoordeling door de primaire arts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) was voldoende onderbouwd. De rechtbank oordeelde dat de eiser, ondanks zijn psychische klachten en beperkingen, geschikt werd geacht voor bepaalde functies die niet intensief sociale interactie vereisen. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, waaronder zijn recente opname in een kliniek, niet overtuigend geacht om de conclusies van het UWV te weerleggen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de beëindiging van de Ziektewet-uitkering door het UWV terecht was. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/9120 ZW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 november 2021 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [naam woonplaats] , eiser

gemachtigde: mr. M.W.A. Verhaard,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 28 april 2020 (primair besluit) heeft het UWV in het kader van een eerstejaars Ziektewet-beoordeling (EZWb) bepaald dat eiser vanaf 29 juni 2020 geen recht meer heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
In het besluit van 2 oktober 2020 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 6 oktober 2021.
Hierbij waren aanwezig eiser, zijn gemachtigde en mr. M. Reitsma namens het UWV.

Overwegingen

1. Feiten

Eiser is werkzaam geweest als magazijnmedewerker, waarna hij op 30 mei 2019 is gaan werken als lader/losser via [naam werkgever] . Op die dag is hij uitgevallen vanwege psychische klachten.
Het UWV heeft eiser bij besluit van 22 juli 2019 met ingang van 15 juli 2019 een ZW-uitkering toegekend.
Bij het primaire besluit heeft het UWV na een zogeheten eerstejaarsbeoordeling de ZW-uitkering beëindigd met ingang van 29 juni 2020, omdat eiser op 28 mei 2020 wordt geacht meer dan 65% te kunnen verdienen van het loon dat hij verdiende voor hij ziek werd.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

2. Omvang geschil

In geschil is of het UWV terecht de ZW-uitkering van eiser heeft beëindigd per 29 juni 2020.

3. Wettelijk kader

De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
Als een verzekerde geen werkgever (meer) heeft en 52 weken arbeidsongeschikt is geweest heeft deze recht op ziekengeld als hij:
- ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 én
- slechts in staat is ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur met algemeen geaccepteerde arbeid waartoe hij met zijn krachten en bekwaamheden in staat is (artikel 19aa, eerste lid, en artikel 19ab, derde lid, van de ZW).
De mate van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek (artikel 19ab, eerste lid, van de ZW).

4. Toetsingskader

Niet in geschil is dat eiser 52 weken arbeidsongeschikt is geweest. Dit betekent dat het UWV terecht heeft beoordeeld of eiser in staat is met algemeen geaccepteerde arbeid meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. Bij een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35% bestaat er geen recht meer op een ZW-uitkering.
Het maatmaninkomen is in deze situatie het inkomen uit de voorlaatste functie die eiser heeft vervuld, omdat de laatste functie – lader/losser van personenauto’s aan boord van schepen – gelet op de tijdsduur van een dag voor de ziekmelding als niet representatief wordt aangemerkt.

5. Medische beoordeling

Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een primaire arts onder verantwoording van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
5.1
Primaire arts [naam arts] heeft onder verantwoordelijkheid van verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] het dossier inclusief een probleemverkenning en een ingevulde vragenlijst bestudeerd en eiser met diens instemming (in verband met Corona) telefonisch gesproken. Zij heeft gerapporteerd dat eiser heeft zich op 30 mei 2019 heeft ziekgemeld. Eiser is in zijn jeugd gediagnosticeerd met PDD-NOS. Sedert 3 jaar heeft hij paniekaanvallen ontwikkeld, die worden getriggerd door stress en sociale interacties. Bij het voortduren van de trigger houdt eiser last van misselijkheid en braken. Hierdoor ondervindt hij belemmeringen in de omgang met andere mensen en vermijdt hij meerdere sociale activiteiten. Daarnaast heeft hij fysiek pijn in knieën en voeten bij lang staan en lopen. Aanvullend onderzoek toonde geen onderliggende pathologie aan. Mogelijk is er een combinatie van overbelasting van de gewrichten bij obesitas en deconditionering.
Omdat er sprake is van consistentie tussen de stoornis (paniekaanval/obesitas), de beperkingen en de participatieproblemen, acht de primaire arts het aannemelijk dat er beperkingen voor arbeid gelden. Vanwege de psychische kwetsbaarheid stelt zij beperkingen vast voor persoonlijk en sociaal functioneren. Voor de fysieke klachten ziet zij ook beperkingen voor dynamische handelingen en statische houdingen.
Ten slotte acht [naam arts] eiser beperkt voor een grote variatie in wisselende werktijden en het werken in nachtdienst.
De primaire arts concludeert dat eiser ongeschikt is voor zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 van de ZW. Eiser heeft volgens haar per 15 april 2020 verminderde benutbare mogelijkheden voor het kunnen verrichten van arbeid, als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek en zij heeft de beperkingen en de belastbaarheid van eiser vastgelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 16 april 2020.
5.2
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts B&B] heeft de beschikbare medische gegevens bestudeerd. Verder heeft zij afgezien van een hoorzitting omdat eiser daar geen prijs op stelde en er voldoende medische informatie in het dossier aanwezig was. De verzekeringsarts b&b stelt dat er voor eiser door de bij hem bestaande ontwikkelingsstoornis wat meer beperkingen van de belastbaarheid gelden dan primair vastgesteld.
De verzekeringsarts acht eiser geschikt voor een vast, duidelijk, voorspelbaar en afgebakend takenpakket, waarbij niet intensief behoeft te worden samengewerkt met collega’s en er verder ook oppervlakkige contacten zijn met anderen (b.v. klanten/patiënten). Het moet volgens haar gaan om taken die geen beroep doen op sociale vaardigheden of het hanteren van conflicten, met op de werkplek weinig prikkels door geluidsbelasting.
Verder stelt zij dat er een beperking geldt voor werken in risicovolle omstandigheden wegens de medicatie die eiser gebruikt.
Uit de bezwaren en de ingebrachte medische gegevens van de behandelend psycholoog zijn de verzekeringsarts b&b geen feiten gebleken die een ander licht werpen op de primair vastgestelde psychische problematiek.
Een EZWb is een wettelijk verplicht beoordelingsmoment tijdens de ZW-periode van eiser waarvan ook wegens een lopende behandeling niet kan worden afgeweken.
De verzekeringsarts b&b heeft de beperkingen en de belastbaarheid van eiser aangepast overeenkomstig het hiervoor gestelde en neergelegd in de FML van 29 juni 2020.
5.3
Eiser heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat het met name psychisch met hem steeds slechter gaat, waardoor hij zich suïcidaal is gaan gedragen en verschillende keren een beroep op de crisisdienst van Emergis heeft moeten plaatsvinden. Na gesprekken met een psychiater en een psycholoog is er een aanmelding voor interne opname in een kliniek van Emergis. Ter zitting heeft eiser verklaard dat hij inderdaad opgenomen is geweest in een kliniek.
Eiser wijst er op dat alles een gevolg is van de situatie die ook al op en vóór 7 juni 2020 speelde. Eiser stelt het niet meer aan te kunnen, in hoofd en lichaam ziek te zijn en verzoekt de rechtbank het bestreden besluit te vernietigen.
5.4
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de artsen van het UWV blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiser gestelde psychische en lichamelijke klachten. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden.
De informatie die eiser in beroep heeft overgelegd geeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. Daarbij is in aanmerking genomen dat niet alleen de primaire arts, maar met name ook de verzekeringsarts b&b duidelijk heeft laten blijken dat de psychische toestand van eiser is meegewogen.
De door eiser daartegen aangevoerde gronden vormen geen aanleiding de conclusies van de verzekeringsarts b&b niet te volgen, omdat eiser geen enkel medisch onderbouwd gegeven heeft ingebracht dat tot twijfel bij de rechtbank aanleiding zou kunnen geven. Het gegeven dat eiser sinds de beoordeling een klinische opname achter de rug heeft voor de behandeling van zijn psychische klachten, maakt ook niet dat de inschatting van zijn beperkingen op de datum 20 juli 2020 onjuist is geweest. Eiser wordt immers geschikt geacht ook met klachten en beperkingen om eenvoudige en fysiek lichte werkzaamheden te verrichten.
Nu niet is gebleken dat in de FML van 29 juni 2020 de beperkingen van eiser zijn onderschat, gaat de rechtbank voor de verdere beoordeling uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
6. Geschiktheid voor de functies
6.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: samensteller kunststof en rubberproducten (Sbc-code 271130), monteur printplaten (Sbc-code 267051) en productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (Sbc-code 111180).
6.2
De rechtbank ziet geen reden te oordelen dat de voor eiser geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar het rapport van de arbeidsdeskundige van 20 april 2020 en het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 1 oktober 2020
.Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiser de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies.
Voor zover eiser met zijn beroep heeft willen aangeven dat hij zich niet in staat acht het werk in de geduide functies te verrichten, vloeit dat standpunt voort uit zijn opvatting dat zijn medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 5.4 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist.
De hiervoor genoemde functies mochten dan ook worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
7. Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is en dus geacht wordt meer dan 65% te kunnen verdienen van het loon dat hij verdiende voor hij ziek werd. Omdat eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een ZW-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de ZW-uitkering terecht beëindigd per 29 juni 2020.
Het beroep wordt dan ook ongegrond verklaard. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of een veroordeling tot schadevergoeding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. W.J.C. Goorden, griffier, op 15 november 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.