ECLI:NL:RBZWB:2021:5849

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 november 2021
Publicatiedatum
15 november 2021
Zaaknummer
02-068063-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie met verminderde toerekeningsvatbaarheid

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 november 2021, is de verdachte veroordeeld voor het voorhanden hebben van drie vuurwapens, diverse patronen en munitie, een geluidsdemper en een stroomstootwapen. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 2 november 2021, waarbij de officier van justitie, mr. M. Tax, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging, die was gewijzigd, geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte, geboren in 1978, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. D. Dotsios.

De rechtbank achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich op 18 december 2020 schuldig had gemaakt aan het voorhanden hebben van de wapens en munitie. De verdachte had een revolver, een pistool, een omgebouwd alarmpistool, een demper en een stroomstootwapen in zijn bezit. De rechtbank hield rekening met de psychische gesteldheid van de verdachte, die ten tijde van zijn aanhouding in een psychose verkeerde. Dit leidde tot de conclusie dat de aanwezigheid van de wapens in verminderde mate aan de verdachte kon worden toegerekend.

De rechtbank legde een taakstraf van 240 uur op, evenals een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren. De beslissing was gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wet wapens en munitie. De rechtbank sprak de verdachte vrij van andere ten laste gelegde feiten en oordeelde dat de straf niet ten uitvoer zou worden gelegd, tenzij de verdachte zich niet aan de voorwaarden hield. Het vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. C.H.W.M. Sterk, en is openbaar gemaakt op 16 november 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/068063-21
vonnis van de meervoudige kamer van 16 november 2021
in de strafzaak tegen
[Verdachte]
geboren op [Geboortedag] 1978 te [Geboorteplaats]
wonende te [Adres]
raadsvrouw mr. D. Dotsios, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 2 november 2021, waarbij de officier van justitie, mr. M. Tax, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
1. een revolver, een pistool, een omgebouwd alarmpistool en diverse (bijbehorende) patronen en munitie voorhanden heeft gehad;
2. een demper voorhanden heeft gehad;
3. een stroomstootwapen voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de aan hem ten laste gelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op de bewijsmiddelen in het dossier.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ook de verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van de aan verdachte ten laste gelegde feiten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank is op grond van de bekennende verklaring van verdachte en de aangehaalde bewijsmiddelen van oordeel dat verdachte zich op 18 december 2020 schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van drie vuurwapens, diverse (bijbehorende) patronen en munitie, een geluidsdemper en een stroomstootwapen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 18 december 2020 te Bergen op Zoom meerdere wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten:
- een revolver van het merk Smith & Wesson, model 66, kaliber .357/.38 magnum, zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver en
- een pistool van het merk Heckler & Koch, type USP Expert, kaliber 9x19mm, zijnde vuurwapen in de vorm van een pistool en
- een omgebouwd alarmpistool van het merk Valtro, type 85 combat, kaliber 8mmK, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool (geschikt voor kaliber 6.35mm)
en diverse (bijbehorende) patronen en munitie als bedoeld in categorie III van de Wet,
voorhanden heeft gehad;
2
op 18 december 2020 te Bergen op Zoom een wapen van categorie I, onder 3 van de Wet wapens en munitie, te weten een demper voorhanden heeft gehad;
3
op 18 december 2020 te Bergen op Zoom een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen in de vorm van een zaklamp met sleutelring, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Gelet op de psychische gesteldheid van verdachte weegt de officier van justitie de omstandigheid dat de wapens binnen handbereik lagen en één daarvan doorgeladen was niet strafverzwarend mee.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt, onder verwijzing naar jurisprudentie, dat in soortgelijke zaken waarin de persoonlijke omstandigheden op de voorgrond staan, wordt volstaan met een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf. Verdachte heeft spijt en is zich bewust van de gevaarlijke situatie die hij heeft gecreëerd. Daarnaast is verdachte vrijwillig opgenomen geweest, blijft het FACT-team nog een half jaar betrokken en is er hulpverlening binnen het gezin. Hij heeft zijn leven op orde en dat zal worden doorkruist door een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De verdediging bepleit een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen al dan niet in combinatie met een taakstraf of een geldboete.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van drie vuurwapens, diverse (bijbehorende) patronen en munitie, een geluidsdemper en een stroomstootwapen. De munitie is geschikt voor gebruik met de aangetroffen wapens. Daar komt bij dat zich in de vuurwapens reeds patronen bevonden waardoor de vuurwapens geladen waren. Een van de wapens was zelfs doorgeladen waardoor dit wapen schietklaar was. Het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens en munitie is maatschappelijk onaanvaardbaar vanwege de bedreiging die daarvan voor de veiligheid van anderen uitgaat. Dit geldt te meer nu de wapens binnen handbereik lagen en een van de wapens ook doorgeladen was.
Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank rekening met het strafblad van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte weliswaar eerder transacties opgelegd heeft gekregen voor soortgelijke feiten, maar dat dit langer dan vijf jaar geleden is.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van 21 oktober 2021 dat over verdachte is opgesteld. Uit het advies blijkt dat verdachte na zijn aanhouding is opgenomen in verband met een psychose en dat hij deze vrijwillige opname bij de GGZ goed heeft doorlopen en nog steeds begeleiding krijgt. De psychose wordt gezien als incidenteel. Beschermende factoren zijn huisvesting, dagbesteding, financiën, relatie met zijn partner en sociaal netwerk. Het recidiverisico kan niet worden ingeschat. Het risico op letselschade en onttrekking aan voorwaarden wordt ingeschat als laag. De reclassering ziet geen indicatie voor toezicht.
De rechtbank stelt vast dat in onderhavige zaak geen rapport is opgesteld door een psycholoog over de psychische gesteldheid van verdachte en de mate waarin het bewezenverklaarde aan hem kan worden toegerekend. Wel blijkt uit het dossier en wat ter terechtzitting is besproken dat verdachte ten tijde van zijn aanhouding in een psychose verkeerde, op grond waarvan hij meende dat hij zich met het voorhanden hebben van wapens diende te verdedigen tegen van buiten komend gevaar. Tevens is gebleken dat de vuurwapens en munitie al een geruime periode in de woning aanwezig waren, zodat niet zonder meer kan worden aangenomen dat verdachte de wapens en munitie slechts als gevolg van de psychose voorhanden had. Gelet op deze omstandigheden, in samenhang beschouwd, is de rechtbank van oordeel dat de aanwezigheid van de vuurwapens in de woning en het doorladen daarvan, in ieder geval op het moment van aantreffen hiervan in de woning, in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend. Zij zal hiermee rekening houden bij de bepaling van de strafmaat.
De eis van de officier van justitie is in het licht van hetgeen voor soortgelijke feiten wordt opgelegd alleszins te begrijpen. De bijzondere, in de persoon van verdachte gelegen, omstandigheden en de verminderde toerekeningsvatbaarheid doen de rechtbank oordelen hiervan in substantiële zin ten gunste van verdachte af te wijken.
Alles afwegend komt de rechtbank tot de conclusie dat voor het bewezenverklaarde kan worden volstaan met een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie,
terwijl het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen
gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen
gepleegd;
feit 2:handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 3:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie,
terwijl het feit is begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 dagen;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.W.M. Sterk, voorzitter, mr. L.W. Louwerse en
mr. R. de Jong, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. van Krevel, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 16 november 2021.
Mr. Louwerse en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.