In deze zaak heeft de kinderrechter op 10 november 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak werd behandeld in het kader van het gezag van de ouders, die gezamenlijk de vader en moeder zijn van [minderjarige]. De gecertificeerde instelling (GI), vertegenwoordigd door WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING, had verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing, die beide al geruime tijd van kracht waren. De ouders stelden dat het verzoek niet-ontvankelijk was omdat er een advies van de Raad voor de Kinderbescherming ontbrak, zoals vereist door artikel 1:265j BW. De GI erkende het ontbreken van dit advies, maar de kinderrechter oordeelde dat dit niet automatisch leidde tot niet-ontvankelijkheid van het verzoek. De kinderrechter benadrukte dat de wet geen ruimte biedt voor het achterwege laten van het advies, zelfs niet als er een onderzoek naar een gezagsbeëindigende maatregel op handen is. De kinderrechter besloot om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing voorlopig te verlengen tot 15 december 2021, in afwachting van het advies van de Raad, dat uiterlijk een week voor de volgende mondelinge behandeling op 10 december 2021 moet worden overgelegd. De kinderrechter verklaarde de GI ontvankelijk in haar verzoek en hield de behandeling van het resterende deel van de verzoeken aan.