ECLI:NL:RBZWB:2021:5834

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 november 2021
Publicatiedatum
12 november 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 6914
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting en ontvankelijkheid van het beroep

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg over twee naheffingsaanslagen parkeerbelasting. De heffingsambtenaar had eerder de bezwaren van de belanghebbende tegen de naheffingsaanslagen ongegrond verklaard. De belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank op 10 juni 2020. Tijdens de zitting op 9 november 2021 was de belanghebbende niet aanwezig, maar de heffingsambtenaar was vertegenwoordigd.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het beroep van de belanghebbende tegen de naheffingsaanslag met aanslagnummer [aanslagnummer 1] te laat was ingediend, waardoor dit beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. Voor de naheffingsaanslag met aanslagnummer [aanslagnummer 2] heeft de rechtbank echter geoordeeld dat de naheffingsaanslag ten onrechte was opgelegd. De rechtbank concludeerde dat de verschuldigde parkeerbelasting wel degelijk was betaald, ondanks dat er een fout was gemaakt bij het invoeren van het kenteken door een medewerker van [bedrijfsnaam].

De rechtbank heeft het beroep in de zaak met nummer 20/6914 gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar en de naheffingsaanslag vernietigd, en de heffingsambtenaar gelast het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 48 te vergoeden. Het beroep in de zaak met nummer 20/6915 werd niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
Locatie: Breda
Zaaknummers BRE 20/6914 en 20/6915
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 9 november 2021 van de enkelvoudige kamer in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] , belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg, de heffingsambtenaar.

Procesverloop

De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar van 3 oktober 2019 het bezwaar van belanghebbende tegen de opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting met aanslagnummer [aanslagnummer 1] ongegrond verklaard (zaaknummer 20/6915).
De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar van 4 mei 2020 het bezwaar van belanghebbende tegen de opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting met aanslagnummer [aanslagnummer 2] ongegrond verklaard (zaaknummer 20/6914).
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank op 10 juni 2020. De heffingsambtenaar heeft voor de twee zaken afzonderlijk een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft een reactie op de verweerschriften ingediend. De heffingsambtenaar heeft hier nog op gereageerd.
De zitting heeft plaatsgevonden op 9 november 2021. Belanghebbende is correct uitgenodigd voor de zitting, maar niet verschenen. Namens de heffingsambtenaar is verschenen en gehoord [naam] .
Na afloop van de behandeling van de zaak op de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Overwegingen

Naheffingsaanslag met aanslagnummer [aanslagnummer 1] (zaaknummer 20/6915)
1. Voor zover het beroepschrift van belanghebbende is gericht tegen de uitspraak op bezwaar met betrekking tot de naheffingsaanslag parkeerbelasting met aanslagnummer [aanslagnummer 1] is het beroep te laat ingesteld. Het beroepschrift is ruim buiten de termijn van zes weken bij de rechtbank ingediend. Er zijn geen redenen aangevoerd waarom dat eventueel verschoonbaar zou zijn. Het beroep is dan ook niet-ontvankelijk. De rechtbank zal dit beroep niet inhoudelijk behandelen.
Naheffingsaanslag met aanslagnummer [aanslagnummer 2] (zaaknummer 20/6914)
2. Belanghebbende stond op 5 februari 2020 omstreeks 19.42 uur met een auto met kenteken [kenteken 1] op een parkeerplaats aan de [straatnaam] in Tilburg. Op deze locatie mag alleen tegen betaling van parkeerbelasting worden geparkeerd.
3. Tijdens een controle op voormelde datum en tijdstip is geconstateerd dat voor de auto geen parkeerbelasting is voldaan. Daarom is aan belanghebbende de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd ter grootte van € 1,00, vermeerderd met € 54,00 aan kosten.
4. In geschil is of de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht is opgelegd.
5. Belanghebbende geeft aan dat zij zich heeft aangemeld bij de balie van [bedrijfsnaam] . [bedrijfsnaam] beschikt over een aantal parkeervergunningen voor deze parkeerplaats. [bedrijfsnaam] moet vervolgens het kenteken invoeren in het systeem.
6. Ter zitting hebben de rechtbank en de gemachtigde van de heffingsambtenaar vastgesteld dat uit productie 11 bij het verweerschrift (pagina 3) blijkt dat op 5 februari 2020 een fout kenteken is aangemeld door een medewerker van [bedrijfsnaam] , te weten
“ [kenteken 2] ” in plaats van “ [kenteken 1] ”. Het kenteken “ [kenteken 2] ” was op 5 februari 2020 aangemeld van 18.04 uur tot 22.00 uur en dus ook op het tijdstip van de controle om 19.42 uur. Dit betekent dat namens belanghebbende weliswaar een onjuiste aangifte is gedaan door een verkeerd kenteken in te voeren, maar dat de verschuldigde parkeerbelasting wel degelijk is betaald.
7. Gelet hierop is de naheffingsaanslag ten onrechte opgelegd. Het beroep met nummer 20/6914 is gegrond en de naheffingsaanslag wordt vernietigd. De heffingsambtenaar dient aan belanghebbende het door haar betaalde griffierecht van € 48 te vergoeden.
8. Geheel ten overvloede merkt de rechtbank op dat het onjuist invoeren van een kenteken in het parkeervergunningsysteem voor rekening en risico komt van belanghebbende. Het ligt op haar weg om er op toe te zien dat de medewerker van [bedrijfsnaam] het juiste kenteken invoert.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep in de zaak met nummer 20/6914 gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar, alsmede de naheffingsaanslag in de zaak met nummer 20/6914;
  • gelast dat de heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 48 aan haar vergoedt;
  • verklaart het beroep in de zaak met nummer 20/6915 niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. van Beijsterveldt, griffier, op 9 november 2021 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch.