ECLI:NL:RBZWB:2021:5832

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 november 2021
Publicatiedatum
12 november 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 6385
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting en kosten van naheffing

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 november 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De belanghebbende, wonende te Tilburg, had bezwaar gemaakt tegen de ongegrond verklaarde naheffingsaanslag die was opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg. De naheffingsaanslag was opgelegd omdat de belanghebbende op 22 januari 2020 omstreeks 19:34 uur met zijn auto op een parkeerplaats in Tilburg stond, waar alleen tegen betaling van parkeerbelasting mocht worden geparkeerd. Tijdens een controle werd vastgesteld dat er geen parkeerbelasting was voldaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd, omdat de verschuldigde parkeerbelasting niet was betaald op het moment van controle. De rechtbank heeft ook overwogen dat de aanmaningskosten door de invorderingsambtenaar zijn kwijtgescholden, maar dit betekent niet dat de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag heeft ingetrokken. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De kosten van de naheffingsaanslag zijn in overeenstemming met de gemeentelijke regelgeving en zijn niet te hoog vastgesteld. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 20/6385
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 9 november 2021 van de enkelvoudige kamer in het geding tussen

[belanghebbende], wonende te [woonplaats], belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg, de heffingsambtenaar.

Procesverloop

De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar van 7 mei 2020 het bezwaar van belanghebbende tegen de opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting met aanslagnummer [aanslagnummer] ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft een reactie op het verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld op de zitting in Breda op 9 november 2021 op het in de uitnodiging voor de zitting genoemde tijdstip. Daar is verschenen en gehoord namens de heffingsambtenaar [naam].
Na de behandeling van de zaak op de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.
Na afloop van de zitting is belanghebbende alsnog verschenen. De rechtbank heeft hem toen mededeling gedaan van de mondelinge uitspraak.

Overwegingen

1. Belanghebbende stond op 22 januari 2020 omstreeks 19:34 uur met een auto met kenteken [kenteken] op een parkeerplaats aan de [straatnaam] in Tilburg. Op deze locatie mag alleen tegen betaling van parkeerbelasting worden geparkeerd.
2. Tijdens een controle op voormelde datum en tijdstip is geconstateerd dat voor de auto geen parkeerbelasting is voldaan. Daarom is aan de echtgenote van belanghebbende, [echtgenote], op wiens naam de auto staat, de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd.
3. Op 17 februari 2020 heeft Cannock Chase namens de invorderingsambtenaar een aanmaning tot betaling van deze naheffingsaanslag gestuurd. Daarbij zijn aanmaningskomsten in rekening gebracht. Omdat later bleek dat belanghebbende de naheffingsaanslag wel tijdig had betaald (maar daarbij geen kenmerk had ingevoerd), heeft Cannock Chase de aanmaning - en daarmee de aanmaningskosten - ingetrokken.
3. Belanghebbende stelt dat Cannock Chase de naheffingsaanslag ongedaan heeft gemaakt, omdat binnen de betaaltermijn de parkeervergoeding is betaald.
4. De rechtbank vermoedt dat belanghebbende de heffingsambtenaar en de naheffingskosten verwart met de invorderingsambtenaar (Cannock Chase) en de aanmaningskosten. De aanmaningskosten zijn hem door de invorderingsambtenaar kwijtgescholden, omdat hij tijdig de naheffingsaanslag heeft betaald.
Dit betekent echter niet dat de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag heeft ingetrokken.
5. De rechtbank overweegt dat tussen partijen niet ter discussie staat dat ten tijde van de parkeercontrole de verschuldigde parkeerbelasting niet was betaald. De naheffingsaanslag parkeerbelasting is dus terecht opgelegd. Deze aanslag bestaat uit twee delen:
- een naheffing parkeerbelasting ter hoogte van het uurtarief dat ter plaatse geldt (€ 1,00);
- de kosten van naheffing (€ 54,00).
In artikel 234, vijfde lid, van de Gemeentewet staat dat bij het opleggen van een naheffingsaanslag de kosten daarvan in rekening worden gebracht. Het gaat daarbij om informatieverwerkingskosten, personeelskosten en overheadkosten. Het door de heffingsambtenaar in rekening gebrachte kostenbedrag (€ 54,00) is niet hoger dat het maximale bedrag dat de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken heeft vastgesteld voor het jaar 2020 in het Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen.
De naheffingsaanslag is dus niet te hoog vastgesteld.
6. Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. van Beijsterveldt, griffier, op 9 november 2021 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch.