ECLI:NL:RBZWB:2021:5829

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 november 2021
Publicatiedatum
12 november 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 10398
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting en de rechtsgeldigheid daarvan

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting die was opgelegd op 19 december 2020. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond, waarna de belanghebbende beroep instelde. Tijdens de zitting op 9 november 2021 was de belanghebbende niet aanwezig, maar de heffingsambtenaar was vertegenwoordigd.

De rechtbank overwoog dat de belanghebbende op het moment van controle met zijn auto geparkeerd stond op een locatie waar parkeerbelasting verschuldigd was. De belanghebbende stelde dat hij zijn auto had aangemeld via een bezoekersapp, maar dat de aanvangstijd onterecht een uur later was ingesteld. De rechtbank oordeelde dat, ongeacht de intentie van de belanghebbende, de parkeerbelasting verschuldigd was op het moment van parkeren en dat er geen bewijs was dat de aanmelding correct was gedaan.

De rechtbank concludeerde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd, omdat er geen parkeerbelasting was betaald op het moment van controle. Het beroep van de belanghebbende werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen konden binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 20/10398
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 9 november 2021 van de enkelvoudige kamer in het geding tussen

[belanghebbende] wonende te [woonplaats], belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg, de heffingsambtenaar.

Procesverloop

De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar van 28 december 2020 het bezwaar van belanghebbende tegen de opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting met aanslagnummer [aanslagnummer] ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 9 november 2021. Belanghebbende is correct uitgenodigd voor de zitting, maar niet verschenen. Namens de heffingsambtenaar is verschenen en gehoord [naam].
Na afloop van de behandeling van de zaak op de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Overwegingen

1. Belanghebbende stond op 19 december 2020 omstreeks 15:24 uur met een auto met kenteken [kenteken] op een parkeerplaats aan de [straatnaam] in Tilburg. Op deze locatie mag alleen tegen betaling van parkeerbelasting worden geparkeerd.
2. Tijdens een controle op voormelde datum en tijdstip is geconstateerd dat voor de auto geen parkeerbelasting is voldaan. Daarom is aan belanghebbende de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd ter grootte van € 2,20, vermeerderd met € 54,00 aan kosten.
3. In geschil is of de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht is opgelegd.
4. Belanghebbende stelt dat hij op bezoek was bij een vriend en dat zijn vriend de auto heeft aangemeld via de bezoekersapp. Volgens belanghebbende is op onverklaarbare wijze de aanvangstijd van het parkeren een uur later ingesteld in de bezoekersapp, namelijk om 16:16 uur. Hieruit blijkt volgens belanghebbende dat er geen enkele intentie is om onbetaald te parkeren.
5. De rechtbank overweegt dat tussen partijen niet ter discussie staat dat belanghebbende op het tijdstip van de controle geparkeerd stond op de betreffende locatie. De parkeerbelasting is verschuldigd bij aanvang van het parkeren. Hetgeen belanghebbende heeft gesteld doet niet af aan de omstandigheid dat ten tijde van de controle geen parkeerbelasting was betaald en dat het belastbare feit heeft plaatsgevonden. De omstandigheid dat belanghebbende niet op tijd aangemeld was in de bezoekersapp, dient voor zijn rekening en risico te komen. De naheffingsaanslag is daarom terecht aan belanghebbende opgelegd.
6. Dat belanghebbende, zoals hij heeft gesteld, niet de intentie had om onbetaald te parkeren, maakt niet dat de naheffingsaanslag parkeerbelasting ten onrechte is opgelegd. Opzet of schuld zijn geen vereiste voor de bevoegdheid om een naheffingsaanslag op te leggen. Het enkele feit dat geen of te weinig parkeerbelasting is betaald, is voldoende om tot oplegging van een naheffingsaanslag parkeerbelasting over te gaan.
7. Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. van Beijsterveldt, griffier, op 9 november 2021 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch.