ECLI:NL:RBZWB:2021:5829
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting en de rechtsgeldigheid daarvan
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting die was opgelegd op 19 december 2020. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond, waarna de belanghebbende beroep instelde. Tijdens de zitting op 9 november 2021 was de belanghebbende niet aanwezig, maar de heffingsambtenaar was vertegenwoordigd.
De rechtbank overwoog dat de belanghebbende op het moment van controle met zijn auto geparkeerd stond op een locatie waar parkeerbelasting verschuldigd was. De belanghebbende stelde dat hij zijn auto had aangemeld via een bezoekersapp, maar dat de aanvangstijd onterecht een uur later was ingesteld. De rechtbank oordeelde dat, ongeacht de intentie van de belanghebbende, de parkeerbelasting verschuldigd was op het moment van parkeren en dat er geen bewijs was dat de aanmelding correct was gedaan.
De rechtbank concludeerde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd, omdat er geen parkeerbelasting was betaald op het moment van controle. Het beroep van de belanghebbende werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen konden binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch.