ECLI:NL:RBZWB:2021:5828
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting in Breda
Op 9 november 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarbij belanghebbende beroep had ingesteld tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting van de gemeente Breda. De naheffingsaanslag was opgelegd omdat belanghebbende op 28 augustus 2020 omstreeks 16:42 uur met zijn auto op een parkeerplaats aan de [straatnaam] in Breda stond, waar betaald parkeren geldt, zonder dat hij hiervoor parkeerbelasting had voldaan. Belanghebbende betwistte de naheffingsaanslag en stelde dat hij niet op de hoogte was van de betalingsverplichting, omdat hij de bebording en parkeerautomaten niet had gezien door de aanwezigheid van grote voertuigen en werklui.
De rechtbank heeft vastgesteld dat belanghebbende inderdaad geparkeerd stond zonder te betalen, maar dat de gemeente ook verplicht is om voldoende duidelijk te maken dat voor een bepaald gebied betaald parkeren geldt. De rechtbank concludeerde dat belanghebbende had moeten begrijpen dat hij parkeerbelasting moest betalen, gezien de plattegrond en foto’s die door de heffingsambtenaar waren ingediend. De rechtbank oordeelde dat het feit dat belanghebbende geen bebording bij het parkeerterrein had gezien, niet relevant was, omdat hij langs een parkeerzonebord was gereden dat hem op de betalingsverplichting had moeten wijzen.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en bevestigde de rechtmatigheid van de naheffingsaanslag. De uitspraak werd gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. van Beijsterveldt, griffier, en werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch.