ECLI:NL:RBZWB:2021:5826
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-ontvankelijkverklaring naheffingsaanslag parkeerbelasting
Op 9 november 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Breda. De heffingsambtenaar had eerder het bezwaar van de belanghebbende tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting niet-ontvankelijk verklaard. De belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 9 november 2021 zijn beide partijen gehoord, waarbij de belanghebbende via beeldbellen aanwezig was. De rechtbank heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan.
De zaak betreft een naheffingsaanslag van € 2,30, vermeerderd met € 64,50 aan kosten, die aan de belanghebbende was opgelegd omdat hij op 14 augustus 2020 met een gehuurde auto op een parkeerplaats in Breda stond zonder parkeerbelasting te hebben betaald. De rechtbank overweegt dat de belanghebbende weliswaar de intentie had om de parkeerbelasting te betalen via een parkeerapp, maar dat de transactie om onduidelijke redenen niet is uitgevoerd. De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, omdat het niet betalen van de parkeerbelasting voor rekening en risico van de belanghebbende komt.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond voor zover het de niet-ontvankelijkverklaring betreft, maar stelt de belanghebbende inhoudelijk in het ongelijk. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar, handhaaft de naheffingsaanslag en gelast dat de heffingsambtenaar het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 48 vergoedt. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch.