ECLI:NL:RBZWB:2021:5824

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 november 2021
Publicatiedatum
12 november 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 8869
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting na aanrijding

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 november 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Breda, die op 2 oktober 2020 het bezwaar ongegrond had verklaard. De belanghebbende stelde dat hij op het moment van de controle geen parkeerbelasting had betaald omdat hij betrokken was bij een aanrijding en bezig was met het invullen van een schadeformulier. De controle vond plaats op 27 augustus 2020 om 12:37 uur, terwijl de belanghebbende pas om 12:58 uur de parkeerapp inschakelde. De rechtbank oordeelde dat de belasting verschuldigd was bij aanvang van het parkeren en dat de omstandigheden van de aanrijding geen aanleiding gaven voor coulance. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 20/8869
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 9 november 2021 van de enkelvoudige kamer in het geding tussen

[belanghebbende], wonende te [woonplaats], belanghebbende,

en
de heffingsambtenaar van de gemeente Breda (Belastingsamenwerking West-Brabant), de heffingsambtenaar.

Procesverloop

De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar van 2 oktober 2020 het bezwaar van belanghebbende tegen de opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting met aanslagnummer [aanslagnummer] ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 9 november 2021. Daar zijn verschenen en gehoord belanghebbende en namens de heffingsambtenaar [naam] via beeldbellen.
Na afloop van de behandeling van de zaak op de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Overwegingen

1. Belanghebbende stond op 27 augustus 2020 omstreeks 12:37 uur met een auto met kenteken [kenteken] op een parkeerplaats aan de [straatnaam] in Breda. Op deze locatie mag alleen tegen betaling van parkeerbelasting worden geparkeerd.
2. Tijdens een controle op voormelde datum en tijdstip is geconstateerd dat voor de auto geen parkeerbelasting op aangifte is voldaan. Daarom is aan belanghebbende de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd ter grootte van € 2,30, vermeerderd met € 64,50 aan kosten.
3. Tussen partijen is in geschil of de heffingsambtenaar terecht de naheffingsaanslag heeft opgelegd.
4. Belanghebbende heeft gesteld dat er om 12:30 uur een aanrijding heeft plaatsgevonden waarbij er schade aan zijn auto is ontstaan. Het invullen van het schadeformulier duurde even en daarna heeft belanghebbende de parkeerapp ingeschakeld.
5. Belanghebbende bestrijdt niet dat hij op het moment van de controle geen parkeerbelasting heeft betaald. Vaststaat dat belanghebbende om 12:58 uur de parkeerapp in werking heeft gesteld en dat om 12:37 uur door de scanauto is gecontroleerd of belanghebbende parkeerbelasting had voldaan. De belasting is verschuldigd bij aanvang van het parkeren. Hetgeen belanghebbende heeft gesteld doet niet af aan de omstandigheid dat geen parkeerbelasting was betaald en dat het belastbare feit heeft plaatsgevonden. De naheffingsaanslag is daarom terecht aan belanghebbende opgelegd.
6. De toepasselijke regelgeving bevat geen coulancemogelijkheid. Alleen in heel uitzonderlijke gevallen kan strikte naleving van de toepasselijke regels redelijkerwijs niet van de parkeerder worden verlangd. Er kan sprake zijn van een noodsituatie of overmacht als is geparkeerd in een (levensbedreigende) nood- of spoedsituatie, waarbij de parkeerder of zijn passagier in het ziekenhuis opgenomen moeten worden. Dat was hier niet aan de orde. Belanghebbende heeft de auto geparkeerd na een aanrijding met blikschade. Hij heeft het schadeformulier ingevuld en is daarna nog even het centrum in geweest. Dat hij er toen niet meteen aan heeft gedacht om parkeerbelasting te betalen, kan de rechtbank zich voorstellen, maar daarmee is nog geen sprake van een noodsituatie.
7. Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. van Beijsterveldt, griffier, op 9 november 2021 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch.