ECLI:NL:RBZWB:2021:5815

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 november 2021
Publicatiedatum
12 november 2021
Zaaknummer
AWB- 20_9852
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag voor instandhoudingskosten rijksmonument door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

In deze zaak hebben eisers, particuliere eigenaren van een rijksmonument, een subsidieaanvraag ingediend voor instandhoudingskosten over het jaar 2019. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft deze aanvraag afgewezen in een besluit van 15 juli 2020, en het bezwaar van eisers tegen deze afwijzing is in een bestreden besluit van 17 november 2020 ongegrond verklaard. Eisers hebben hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft op 5 oktober 2021 de zaak behandeld, waarbij eisers vertegenwoordigd waren door een gemachtigde en de minister door mr. M. de Knoop. De rechtbank heeft zich gebogen over de vraag of de minister de subsidieaanvraag terecht heeft afgewezen. Eisers stelden dat de kosten voor het vervangen van een raamkozijn en het afvoeren van sloopafval subsidiabel zijn, terwijl de minister deze kosten als niet subsidiabel bestempelde, omdat ze zouden vallen onder reconstructie en niet zouden bijdragen aan de instandhouding van het monument.

De rechtbank oordeelde dat de minister de afwijzing van de subsidieaanvraag onvoldoende had gemotiveerd, maar dat de uiteindelijke afwijzing niet onredelijk was. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen daarvan in stand, wat betekent dat de uitkomst van de zaak niet verandert. De minister moet het door eisers betaalde griffierecht vergoeden, maar er zijn geen proceskosten voor vergoeding in aanmerking gekomen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/9852 BELEI

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 november 2021 in de zaak tussen

[naam eiser 1] en [naam eiser 2] , te [plaatsnaam 1] , eisers

en

de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 15 juli 2020 (primaire besluit) heeft de minister de subsidieaanvraag van eisers voor instandhoudingskosten voor een rijksmonument over het jaar 2019 afgewezen.
In het besluit van 17 november 2020 (bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 5 oktober 2021.
Hierbij waren aanwezig eiser [naam vertegenwoordiger] en mr. M. de Knoop namens de minister.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden
1. Eisers zijn particulier eigenaar van een rijksmonument met een woonfunctie op het adres [adres] in [plaatsnaam 1] .
Voor dit pand hebben zij op 16 maart 2020 een subsidieaanvraag ingediend voor instandhoudingskosten over het jaar 2019 op grond van de Woonhuisregeling (het Beleidskader instandhoudingssubsidie woonhuis-rijksmonumenten).
Bij het primaire besluit is deze aanvraag afgewezen. De opgevoerde kosten komen volgens de minister niet voor subsidie in aanmerking, omdat deze betrekking hebben op veranderend gebruik, reconstructie of op niet-monumentale onderdelen.
Tegen dit besluit hebben eisers op 23 augustus 2020 een bezwaarschrift ingediend. Op 29 augustus 2020 hebben eisers aangegeven dat zij het niet eens zijn met de afwijzing voor zover deze ziet op drie facturen voor het vervangen van een raamkozijn, het reconstrueren van een verwaarloosde tuin en het afvoeren van sloopafval. Volgens eisers zijn deze kosten wel subsidiabel.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eisers ongegrond verklaard. De minister heeft hieraan ten grondslag gelegd dat de in verband met deze kosten uitgevoerde werkzaamheden op grond van de Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten geen werkzaamheden zijn strekkende tot instandhouding van het monument en zijn monumentale waarden.
Geschil
2. Aan de rechtbank ligt de vraag voor of de minister de subsidieaanvraag heeft kunnen afwijzen. In de beroepsfase hebben eisers het geschil beperkt tot de kosten voor het vervangen van een raamkozijn en het afvoeren van sloopafval.
Standpunt van eisers
3. Eisers voeren aan dat het oordeel dat de vervanging van het kozijn een reconstructie betreft, naar de letter van de Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten (hierna: de Leidraad) weliswaar correct is, maar dat deze beoordeling op te smalle gronden is gedaan. De bouwkundige staat vormde een bedreiging voor andere monumentale waarden van het huis en herstellen was geen optie.
Verder geven eisers aan dat de facturen van [naam betrokkenen] voor de afvoer van sloopafval niet zien op het afgevoerde tuinafval, maar op het bouwafval uit de verbouwing van de woning. Deze kosten vallen wel binnen de omschrijving van de Leidraad en zijn daarom wel subsidiabel.
Standpunt van de minister
4.1
De minister stelt zich op het standpunt dat de werkzaamheden ten behoeve van het vervangen van het kozijn niet subsidiabel zijn omdat deze werkzaamheden aangemerkt moeten worden als reconstructie en de Leidraad geen ruimte biedt om deze werkzaamheden subsidiabel te stellen. De kosten voor de afvoer van sloopafval, zijnde bouwafval uit de verbouwing van de woning, zijn evenmin subsidiabel, omdat deze geen verband houden met de uitvoering van werkzaamheden ter instandhouding van het rijksmonument en zijn monumentale waarden.
4.2
Op de zitting heeft de minister de motivering aangevuld in die zin dat er op de desbetreffende plaats in het pand nooit een raam en kozijn heeft gezeten en het plaatsen van een raamkozijn met een raam daarom iets nieuws is en niet subsidiabel kan zijn omdat er geen sprake is van monumentale waarde.
Wettelijk kader
5. Ingevolge artikel 4 van de Subsidieregeling instandhouding monumenten (Sim) zijn subsidiabel de kosten van werkzaamheden, maatregelen en voorzieningen die als zodanig zijn aangemerkt in de Leidraad die als bijlage bij deze regeling is opgenomen.
Ingevolge hoofdstuk 1.1 van de Leidraad zijn subsidiabel de kosten van werkzaamheden, maatregelen en voorzieningen ten behoeve van de instandhouding van rijksmonumenten of zelfstandige onderdelen, voor zover dat is bepaald in deze bijlage, met dien verstande dat:
a. kosten uitsluitend subsidiabel zijn voor zover de werkzaamheden:
1º. strekken tot instandhouding van het rijksmonument en zijn monumentale waarden;
2º. sober en doelmatig zijn;
3º. technisch noodzakelijk zijn; en
4º. zijn gericht op maximaal behoud van aanwezige monumentale waarden, in het bijzonder historische materialen en constructies;
b. kosten voor werkzaamheden gericht op het voorkomen van verval of het voorkomen van vervolgschade subsidiabel zijn;
c. kosten voor werkzaamheden gericht op vervanging van materialen die hun functie niet meer kunnen vervullen subsidiabel zijn;
d. kosten voor werkzaamheden gericht op reconstructie niet subsidiabel zijn, tenzij deze in uitzonderlijke gevallen naar het oordeel van de minister ter versterking van de monumentale waarden gewenst zijn;
e. kosten voor werkzaamheden die voortvloeien uit veranderd gebruik, alsmede kosten voor werkzaamheden die zijn gericht op comfortverbetering of verfraaiing niet subsidiabel zijn; en
f. kosten voor werkzaamheden voor zover die reeds aangevangen of voltooid zijn voor de subsidieverlening niet subsidiabel zijn.
Beoordeling door de rechtbank
6.1
De regeling voor particuliere eigenaren van een rijksmonument om een financiële tegemoetkoming te krijgen is per 1 januari 2019 gewijzigd. Tot 31 december 2018 waren 80% van de kosten die door particuliere eigenaren van rijksmonumenten werden gemaakt om het pand in bruikbare staat te houden of te herstellen, fiscaal aftrekbaar. Vanaf 1 januari 2019 is deze regeling vervallen en vervangen door een subsidieregeling. Deze regeling houdt in dat eigenaren achteraf subsidie kunnen krijgen voor gemaakte kosten om het monumentenpand in stand te houden.
6.2
Op grond van het Beleidskader instandhoudingssubsidie woonhuis-rijksmonumenten (de Woonhuisregeling) kan door particuliere eigenaren van rijksmonumenten met een woonfunctie subsidie worden aangevraagd. In aanmerking voor subsidie komen de kosten die door particuliere eigenaren zijn gemaakt voor werkzaamheden, maatregelen en voorzieningen ten behoeve van de instandhouding van een rijksmonument met een woonfunctie.
Om te bepalen welke werkzaamheden subsidiabel zijn, wordt aangesloten bij de Leidraad. In de Leidraad wordt concreet aangegeven welke werkzaamheden subsidiabel zijn. Hierbij geldt als algemeen uitgangspunt dat de werkzaamheden dienen te strekken tot de instandhouding van het rijksmonument en zijn monumentale waarden, dat de werkzaamheden sober en doelmatig en technisch noodzakelijk dienen te zijn, en dat de werkzaamheden gericht dienen te zijn op maximaal behoud van aanwezige monumentale waarden, in het bijzonder historische materialen en constructies. Ook werkzaamheden gericht op het voorkomen van verval of het voorkomen van vervolgschade zijn subsidiabel. Behoud gaat hierbij vóór herstel, herstel vóór vervanging en vervanging vóór reconstructie.
Kosten van werkzaamheden die niet zijn opgenomen in de Leidraad komen niet voor subsidieverlening in aanmerking. Werkzaamheden met betrekking tot comfortverbetering, verfraaiing, reconstructie, verduurzaming en veranderd gebruik komen niet voor subsidie in aanmerking.
De rechtbank stelt vast dat de wetgever aldus beoogd heeft uitsluitend die kosten voor subsidieverlening in aanmerking te laten komen, die gemaakt zijn in het kader van de instandhouding van monumentale waarden. Wat ‘instandhouding van monumentale waarden’ precies inhoudt, wordt in de regeling vrij restrictief geïnterpreteerd. Dat is de keuze van de wetgever geweest. De rechtbank acht deze beleidskeuzes niet onredelijk.
6.3
Ten aanzien van de kosten voor de raamkozijnen heeft de minister zich op het standpunt gesteld dat deze niet subsidiabel zijn, omdat het een reconstructie betreft. Ter zitting is gebleken dat het raam en de raamkozijnen waarover het geschil gaat, zijn geplaatst ter vervanging van planken in een opening in de oude leerlooierij. Op deze plaats heeft dus nooit een raam gezeten. De aanwezige planken waren volgens eisers geheel verrot. Ze zijn vervangen door een raam om het tochten tegen te gaan, maar ook om daglichttoetreding in de op deze plaats gerealiseerde slaapkamer te bewerkstelligen. Tijdens de zitting heeft de minister in aanvulling op de motivering van het bestreden besluit toegelicht dat de geplaatste raamkozijnen moeten worden aangemerkt als een reconstructie, omdat de kozijnen voorheen niet aanwezig waren. Weliswaar kan het geheel vervangen van kozijnen subsidiabel zijn, maar vanuit het oogpunt van instandhouding van monumentale waarden had het in dit geval geen (toegevoegde, monumentale) waarde om de planken te vervangen door een raam met kozijnen. Het raam en de raamkozijnen hebben geen monumentale waarde; het raam is met name geplaatst voor de verbetering van het wooncomfort en daarvoor is de Woonhuisregeling niet bedoeld. De rechtbank acht deze onderbouwing van de weigering om tot subsidiëring over te gaan in overeenstemming met het oogmerk van de Woonhuisregeling en acht deze weigering ook overigens niet onredelijk.
6.4
Ten aanzien van de kosten voor de afvoer van sloopafval heeft de minister – pas in het verweerschrift – gemotiveerd dat deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen omdat ze betrekking hebben op werkzaamheden die ook niet voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank is van oordeel dat deze uitleg en toepassing van de Woonhuisregeling ook niet onredelijk is. Deze motivering in het verweerschrift in combinatie met de aanvullende motivering op de zitting is voldoende om het bestreden besluit te kunnen dragen.
De rechtbank begrijpt dat bezitters van monumentale woonhuizen moeten wennen aan de aanpassing van de regeling, maar dat is onvoldoende grond om te oordelen dat van de regeling moet worden afgeweken.
6.5
De rechtbank stelt wel vast dat de motivering van het bestreden besluit te summier is. Pas in het verweerschrift en ter zitting heeft de minister voldoende gemotiveerd toegelicht waarom hij de subsidieaanvraag van eisers heeft afgewezen. Omdat het bestreden besluit dus onvoldoende gemotiveerd is, dient het te worden vernietigd. De rechtbank laat echter de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand omdat uiteindelijk wel voldoende gemotiveerd is waarom de aanvraag is afgewezen en de rechtbank het niet onredelijk vindt dat de aanvraag is afgewezen. Dit betekent dat er inhoudelijk niets verandert.
Conclusie
7.1
Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank laat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand. Dit betekent dat de uitkomst van de zaak hetzelfde blijft.
7.2
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet de minister aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoeden. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
  • draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 178,00 aan eisers te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.M.J. Kok, rechter, in aanwezigheid van
mr. N. Graumans, griffier, op 12 november 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.