ECLI:NL:RBZWB:2021:5810

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 november 2021
Publicatiedatum
12 november 2021
Zaaknummer
AWB- 21_1084
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit tot wegslepen voertuig en kosten bestuursdwang

Op 12 november 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. De eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 24 oktober 2020, waarin het college had aangegeven dat haar voertuig met kenteken [kenteken nummer] was weggesleept en in bewaring was gesteld. De kosten van de bestuursdwang, ter hoogte van € 229,90, waren voor rekening van de eiseres. Het college verklaarde het bezwaar van de eiseres ongegrond in een besluit van 2 maart 2021, waarna de eiseres beroep instelde bij de rechtbank.

Tijdens de zitting op 14 september 2021 werd het beroep besproken. De rechtbank moest beoordelen of het college in redelijkheid tot het wegslepen van het voertuig had kunnen besluiten. De eiseres voerde aan dat er geen sprake was van een overtreding van het parkeerverbod, omdat het verkeersbord niet duidelijk was en er een ander bord aanwezig was dat parkeren toestond. De rechtbank oordeelde echter dat het college voldoende had aangetoond dat het voertuig in strijd met het parkeerverbod was geparkeerd en dat de kosten van de bestuursdwang terecht op de eiseres waren verhaald.

De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen reden was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/1084 GEMWT

uitspraak van de enkelvoudige kamer 12 november 2021 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam 1] , eiseres

gemachtigde: mr. I.N.D.J. Rissema,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 24 oktober 2020 (primaire besluit) heeft het college aangegeven het voertuig met kenteken [kenteken nummer] te hebben weggesleept en in bewaring te hebben gesteld. De kosten verbonden aan de toepassing van bestuursdwang zijn voor rekening van eiseres.
Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
In het besluit van 2 maart 2021 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 14 september 2021.
Hierbij waren de gemachtigde van eiseres en [naam vertegenwoordiger] namens het college aanwezig.
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd.

Overwegingen

Feiten
1. Op 24 oktober 2020 omstreeks 07.46 uur heeft een toezichthouder van de gemeente Breda geconstateerd dat het voertuig met kenteken [kenteken nummer] ter plaatse van de [adres] te [plaatsnaam 2] in strijd met een daar ingesteld parkeerverbod stond geparkeerd. Op het voertuig is een last onder bestuursdwang achtergelaten. Hierop staat dat het voertuig op 09.14 uur (nog) op de [adres] stond. Het voertuig is vervolgens weggesleept en naar een door het college aangewezen bewaarplaats overgebracht.
Het besluit tot kostenverhaal is op 26 oktober 2020 aan eiseres uitgereikt. Eiseres heeft de bestuursdwangkosten van € 229,90 betaald toen zij het voertuig ophaalde.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit tot toepassen van bestuursdwang. Bij het bestreden besluit is het bezwaar ongegrond verklaard.
Het geschil
2. Aan de orde is de vraag of het college in redelijkheid tot het wegslepen van het voertuig met het kenteken [kenteken nummer] over heeft kunnen gaan en de kosten, verbonden aan de oplegging van de last onder bestuursdwang, op eiseres heeft kunnen verhalen.
Standpunt eiseres
3. Eiseres voert aan dat artikel 170 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) voorwaarden kent voor het toepassen van de bevoegdheid tot het wegslepen van een voertuig. Vereist is dat met het voertuig een bij of krachtens de WVW 1994 vastgesteld voorschrift is overtreden. Hiervan is geen sprake. Het voertuig stond niet geparkeerd in strijd met een parkeerverbod. Het bord dat ter plaatse stond geeft aan dat parkeren is verboden op twee tijdstippen, namelijk 24 oktober om 06.00 uur en 24 oktober om 16.00 uur. Bij de uitleg van verkeersborden moet niet worden uitgegaan van de subjectieve normen als ‘bedoeling van het onderbord’, maar van de objectieve betekenis. Het voertuig van eiseres stond niet op 24 oktober om 06.00 uur of om 16.00 uur op de locatie geparkeerd, dus heeft eiseres niet in strijd met enig verbod gehandeld. Bovendien ontbreekt een jaartal op het verkeersbord.
Eiseres wijst er verder op dat direct achter het tijdelijke bord zoals hiervoor bedoeld, ook een ongeclausuleerd bord E4 stond. Deze borden kunnen niet tegelijkertijd van toepassing zijn. Eiseres meent dat het bord E4 voor haar geldt. Dat bord is zij als laatste gepasseerd. Ook hierom heeft zij niet in strijd met een parkeerverbod geparkeerd.
Er is niet beslist op het verzoek om proceskostenveroordeling, hoewel het college daartoe wel was gehouden.
Wettelijk kader
4. De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in de bijlage behorende bij deze uitspraak.
Beoordeling van het geschil
5.1
Het college is op grond van artikel 125 van de Gemeentewet bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang, indien de last dient tot handhaving van regels die het gemeentebestuur uitvoert. Op grond van artikel 170, eerste lid, van de WVW 1994 behoort tot de bevoegdheid van het college tot oplegging van een last onder bestuursdwang als bedoeld in artikel 125 van de Gemeentewet de bevoegdheid tot het overbrengen en in bewaring stellen van een op een weg staand voertuig, indien met het voertuig een bij of krachtens deze wet vastgesteld voorschrift wordt overtreden en bovendien verwijdering van het voertuig noodzakelijk is in het belang van het vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen.
5.2
Het college heeft aan de opgelegde last onder bestuursdwang en de overbrenging en in bewaringstelling van het voertuig van eiseres ten grondslag gelegd dat op 24 oktober 2020 omstreeks 07.46 uur door een toezichthouder is geconstateerd dat voertuig met kenteken [kenteken nummer] stond geparkeerd op de [adres] te [plaatsnaam 2] , terwijl er ter plaatse een parkeerverbod was ingesteld, wat was aangegeven door middel van verkeersborden. Het parkeerverbod was noodzakelijk in verband met uit te voeren werkzaamheden.
5.3
Eiseres heeft betoogd dat het geplaatste verkeersbord niet duidelijk is geweest. Zij heeft erop gewezen dat op het onderbord behorende bij het verkeersbord enkel stond aangegeven dat parkeren verboden was op ‘24 oktober 6h’ en daaronder ‘24 oktober 16h’. Volgens eiseres geldt het verbod alleen op deze twee vermelde tijdstippen.
De rechtbank kan eiseres volgen in haar stelling dat het duidelijker was geweest als op het verkeersbord had gestaan dat het van 24 oktober van 06.00 uur
tot24 oktober 16.00 uur verboden was te parkeren. Dit neemt echter niet weg dat iedere weldenkende weggebruiker redelijkerwijs zal begrijpen dat er met het bord bedoeld is aan te geven dat op 24 oktober van 06.00 uur tot 16.00 uur ter plaatse niet geparkeerd mag worden. Een andere uitleg zou ook volstrekt niet logisch zijn.
Het feit dat jaartal op het onderbord ontbreekt, kan niet tot een ander oordeel leiden. Een ieder zal begrijpen dat het parkeerverbod betrekking heeft op het jaar waarin het bord ter plaatse is geplaatst.
De stelling van eiseres dat niet moet worden uitgegaan van de subjectieve normen als ‘bedoeling van het onderbord’, maar van de objectieve betekenis leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Ook zonder toevoeging van het woord ‘tot’ of een ‘-‘ is met het onderbord voldoende duidelijk en ondubbelzinnig aangeduid dat parkeren van 06.00 uur tot 16.00 uur verboden is. Er wordt dus niet uitgegaan van subjectieve normen of bedoelingen.
5.4
Verder heeft eiseres betoogd dat er naast het geplaatste verkeersbord met onderbord ook nog het verkeersbord E4, een bord dat aangeeft dat er geparkeerd mag worden, zichtbaar was. Deze borden kunnen niet naast elkaar gelden. Volgens eiseres heeft zij eerst het verkeersbord met onderbord gepasseerd en daarna het verkeersbord E4. Daarom heeft dit laatste te gelden en was parkeren dus toegestaan.
De rechtbank stelt voorop dat uitgangspunt is dat het verkeersbord dient te gelden dat een bestuurder als laatste passeert. Uit de door het college overgelegde foto’s kan worden opgemaakt dat de afstand tussen de door eiseres genoemde verkeersborden gering is, en wel zodanig gering dat het niet mogelijk is om tussen de twee borden een auto te parkeren. Bovendien blijkt uit de foto’s dat er bij de overige drie ingangen van de betreffende parkeerplaats een verkeersbord was geplaatst met daarop aangegeven wanneer het verboden was te parkeren, zonder dat er een verkeersbord E4 direct achter was geplaatst. Onder deze omstandigheden ziet de rechtbank niet in dat het verkeersbord E4 zou moeten gelden.
5.5
Tot slot heeft eiseres betoogd dat het college in bezwaar ten onrechte niet op het verzoek om proceskostenveroordeling heeft beslist.
Ter zitting is door de gemachtigde van het college aangegeven dat een afzonderlijke beslissing ten aanzien van de proceskostenveroordeling zal volgen. Het belang van deze beroepsgrond van eiseres is hiermee komen te vervallen.
Conclusie
6. De rechtbank is van oordeel dat het college tot het wegslepen van het voertuig met het kenteken [kenteken nummer] heeft kunnen besluiten en de kosten, verbonden aan de oplegging van de last onder bestuursdwang op eiseres heeft kunnen verhalen.
Het beroep is ongegrond. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling in beroep.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.M.J. Kok, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A. Vermunt, griffier, op 12 november 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Bijlage – wettelijk kader

Op grond van artikel 24, eerste lid, aanhef en onder d, onder 3, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990), mag de bestuurder zijn voertuig niet parkeren op een parkeergelegenheid
(3) op dagen of uren waarop dit blijkens het onderbord is verboden.
Op grond van artikel 24, tweede lid, van het RVV 1990 gelden, indien onder de verkeersborden E4 tot en met E8, E12 en E13 van bijlage 1, op een onderbord dagen of uren zijn vermeld, de uit het bord of onderbord voortvloeiende geboden of verboden slechts gedurende aangegeven dagen of uren.
Op grond van artikel 125, eerste lid, van de Gemeentewet is het gemeentebestuur bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang.
In het tweede lid is bepaald dat de bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang wordt uitgeoefend door het college, indien de last dient tot handhaving van regels welke het gemeentebestuur uitvoert.
Op grond van artikel 170, eerste lid, van de WVW 1994 behoort tot de bevoegdheid van burgemeester en wethouders tot oplegging van een last onder bestuursdwang als bedoeld in artikel 125 van de Gemeentewet de bevoegdheid tot het overbrengen en in bewaring stellen van een op een weg staand voertuig, indien met het voertuig een bij of krachtens deze wet vastgesteld voorschrift wordt overtreden en bovendien verwijdering van het voertuig noodzakelijk is in verband met
Het belang van de veiligheid op de weg, of
Het belang van de vrijheid van het verkeer, of
Het vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen.