Op 12 november 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. De eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 24 oktober 2020, waarin het college had aangegeven dat haar voertuig met kenteken [kenteken nummer] was weggesleept en in bewaring was gesteld. De kosten van de bestuursdwang, ter hoogte van € 229,90, waren voor rekening van de eiseres. Het college verklaarde het bezwaar van de eiseres ongegrond in een besluit van 2 maart 2021, waarna de eiseres beroep instelde bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 14 september 2021 werd het beroep besproken. De rechtbank moest beoordelen of het college in redelijkheid tot het wegslepen van het voertuig had kunnen besluiten. De eiseres voerde aan dat er geen sprake was van een overtreding van het parkeerverbod, omdat het verkeersbord niet duidelijk was en er een ander bord aanwezig was dat parkeren toestond. De rechtbank oordeelde echter dat het college voldoende had aangetoond dat het voertuig in strijd met het parkeerverbod was geparkeerd en dat de kosten van de bestuursdwang terecht op de eiseres waren verhaald.
De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen reden was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.