ECLI:NL:RBZWB:2021:571

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 februari 2021
Publicatiedatum
12 februari 2021
Zaaknummer
AWB- 20_315
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheid van eiser na auto-ongeval

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. A.C.M. Martens, en de Raad van bestuur van het UWV. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV van 16 december 2019, waarin werd bepaald dat zijn WGA-loonaanvullingsuitkering op grond van de Wet WIA per 4 september 2018 ongewijzigd wordt voortgezet en per 29 januari 2020 eindigt, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting op 7 januari 2021 in Breda gehouden, waar eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van het UWV.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser in het verleden als tweedelijns medewerker heeft gewerkt en na een auto-ongeval op 7 november 2014 arbeidsongeschikt is geraakt. Het UWV had eerder aan eiser een WIA-uitkering toegekend, maar na een herbeoordeling concludeerde het UWV dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiser heeft betoogd dat hij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is en dat de medische beoordeling van het UWV onjuist is. De rechtbank heeft de rapportages van de UWV-arts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep beoordeeld en geconcludeerd dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat de vastgestelde beperkingen van eiser in de FML (Functionele Mogelijkhedenlijst) adequaat zijn.

De rechtbank heeft ook de geschiktheid van de door het UWV geselecteerde functies beoordeeld en vastgesteld dat deze functies passend zijn voor eiser, rekening houdend met zijn beperkingen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het UWV terecht heeft besloten om de WGA-loonaanvullingsuitkering van eiser per 4 september 2018 ongewijzigd voort te zetten en per 29 januari 2020 te beëindigen. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en er is geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/315 WIA

uitspraak van 11 februari 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , wonende te [plaatsnaam] , eiser,

gemachtigde: mr. A.C.M. Martens, jurist bij ARAG,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 16 december 2019 (bestreden besluit) van het UWV, waarin is bepaald dat eisers WGA-loonaanvullingsuitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) per 4 september 2018 ongewijzigd wordt voortgezet, en per 29 januari 2020 eindigt omdat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 7 januari 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en zijn echtgenote. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.W. van Schaik.

Overwegingen

1.
Feiten
Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiser is werkzaam geweest als tweedelijns medewerker [naam B.V.] B.V. (werkgever) voor gemiddeld 40 uur per week. Voor dat werk is hij op 7 november 2014 uitgevallen vanwege een auto-ongeval.
Bij besluit van 27 september 2016 heeft het UWV aan eiser een WIA-uitkering toegekend met ingang van 4 november 2016 naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 100%.
Bij besluit van 30 juli 2018 (primair besluit) heeft het UWV aan eiser laten weten dat zijn loongerelateerde WGA-uitkering per 4 september 2018 de maximumduur heeft bereikt, waardoor per 4 september 2018 zijn uitkering wijzigt in een WGA-loonaanvullingsuitkering, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
Eiser en werkgever hebben bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit, stellende dat eiser aanspraak maakt op een IVA-uitkering per 4 september 2018.
In de bezwaarfase is een actueel medisch-arbeidskundig onderzoek verricht, heeft een expertise door TAN plaatsgevonden, heeft een hoorzitting plaatsgevonden en zijn drie voorgenomen besluiten aangekondigd.
Vervolgens heeft het UWV op 16 december 2019 het bestreden besluit genomen.
Bij het bestreden besluit zijn de bezwaren van eiser en werkgever gegrond verklaard. Eiser wordt per 4 september 2018 minder dan 35% arbeidsongeschikt geacht. Zijn WGA-loonaanvullingsuitkering wordt per 4 september 2018 ongewijzigd voortgezet naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80-100%, en eindigt per 29 januari 2020 (6 weken na de beslissing op bezwaar) omdat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht in het bestreden besluit heeft geoordeeld dat eisers uitkering ongewijzigd wordt voortgezet (en dus geen recht bestaat op een IVA-uitkering) per 4 september 2018 en diens uitkering per 29 januari 2020 eindigt omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
3.
Wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
In het tweede lid is bepaald dat in het eerste lid onder duurzaam wordt verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie.
In het derde lid is bepaald dat onder duurzaam mede wordt verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiser medische beperkingen heeft en
- of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
4.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een UWV-arts (getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts) en van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1.
De UWV-arts, [naam UWV-arts] , heeft eiser in het kader van het verzoek om herbeoordeling van de WIA-uitkering gezien op het spreekuur van 20 december 2018, waarbij psychisch en lichamelijk onderzoek heeft plaatsgevonden, en heeft het dossier bestudeerd. Tevens is informatie opgevraagd bij huisarts [naam huisarts] . De UWV-arts rapporteert het volgende. Uit informatie van de huisarts volgt dat eiser in 2018 bij psychiater [naam psychiater] behandelingen heeft gehad en dat de diagnose PTSS na auto-ongeval is gesteld, dat er vermijdende en dwangmatige trekken zijn, geen aanwijzingen voor autisme en dat eiser geen psychofarmaca gebruikt. Er zijn geen aanwijzingen voor neurologische afwijkingen bij het MRI-onderzoek gevonden. Tijdens het spreekuur blijkt geen geheugenproblematiek en vertelt en reageert eiser adequaat. De geclaimde geheugenfunctiestoornissen zijn medisch niet (geheel) te objectiveren. Er zijn geen beperkingen voor het vasthouden van aandacht en vaste bekende werkwijzen, omdat deze in CBBS pas worden verwoord bij een zeer ernstige stoornis. Wel wordt eiser aanvullend beperkt voor persoonlijk risico bij vervoer vanwege Tramadol-gebruik. Met de fysieke klachten, waaronder aspecifieke rugklachten, is al ruimschoots rekening gehouden. Eiser voldoet niet aan criteria voor geen benutbare mogelijkheden of de standaard voor een duurbeperking.
Na neuropsychologisch onderzoek (npo) van 18 april 2019 door neuropsycholoog [naam neuropsycholoog] van TAN, rapporteert de UWV-arts dat uit het onderzoek volgt dat er sprake is van niet-aangeboren hersenletsel (NAH) na hersentrauma door een ongeval. In het deskundigenrapport staat ook vermeld dat eiser ten tijde van het npo niet belastbaar was voor werk. Eiser voldoet echter niet aan de criteria voor geen benutbare mogelijkheden.
Wel wordt eiser door de UWV-arts aanvullend beperkt geacht op de aspecten sociaal functioneren (conflicthantering, terugvallen op collega’s en leidinggevenden, leidinggevende functies en intensief werken met klanten en patiënten) en werktijden (werken in nachten of in ploegen/wisseldiensten). Er is een gunstige prognose bij adequate behandeling. Het sociaal medisch oordeel van de UWV-arts is getoetst en akkoord bevonden door verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] .
Eisers beperkingen zijn opgenomen in de FML van 13 mei 2019, geldig vanaf 4 september 2018.
De verzekeringsarts b&b heeft eiser gezien op de hoorzitting van 3 juli 2019, waarbij lichamelijk en psychisch/cognitief onderzoek heeft plaatsgevonden, en heeft het dossier bestudeerd. De verzekeringsarts b&b rapporteert op 3 juli 2019 het volgende. In de primaire fase is niet volledig rekening gehouden met de bij het npo gebleken afwijkingen en beperkingen. De verzekeringsarts b&b past daarom de FML aan op de aspecten aandacht vasthouden en verdelen, afleidbaarheid en rustige werkomgeving. In de FML wordt eiser verder beperkt voor werken op hoogte en voor werken in een rijdend beroep, gezien zijn medicatie. De diagnoses fibromyalgie en PDS worden toegevoegd. Er is geen sprake van geen benutbare mogelijkheden. Eisers belastbaarheid wordt aangepast per 4 september 2018 en 13 augustus 2019. De verzekeringsarts b&b gaat ervan uit dat op beide data in geding eisers belastbaarheid gelijk is. Deze belastbaarheid is duurzaam en er is geringe kans op herstel. De beperkingen van eiser zijn neergelegd in de FML van 1 augustus 2019.
Na het aanvullende bezwaarschrift van 16 oktober 2019 rapporteert de verzekeringsarts b&b op 10 december 2019 onder meer het volgende. In de rapportage van 3 juli 2019 is reeds beschreven dat en waarom van geen benutbare mogelijkheden geen sprake is. Het oordeel van TAN is geen verzekeringsgeneeskundig oordeel, dus niet leidend voor de vaststelling van beperkingen. Met de (aanvullende) beperkingen is in de FML van 1 augustus 2019 rekening gehouden. Aanvullende beperkingen op sociaal functioneren worden niet gedragen door de onderzoeksbevindingen van de primaire arts. Het niet kunnen autorijden is in strijd met het aanvullend bezwaarschrift van 19 april 2019, waarin staat dat eiser kleine afstanden rijdt. Het niet eerder noemen van PTSS en NAH is niet van invloed op de beperkingen. Er is geen aanleiding om de FML van 1 augustus 2019 te wijzigen.
4.2
Eiser heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat hij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Eiser stelt dat hij verder beperkt is dan is aangenomen door de verzekeringsartsen en dat hij geen benutbare mogelijkheden heeft. Eiser acht het onbegrijpelijk dat de diagnoses PTSS en NAH niet van invloed zijn op zijn beperkingen, terwijl het UWV zelf TAN heeft ingeschakeld als expert, maar het oordeel van TAN nu niet leidend acht. Tevens stelt eiser dat het bestreden besluit in strijd is met de wettelijke bepalingen, berust op een onjuiste feitelijke grondslag, is onzorgvuldig tot stand gekomen en ondeugdelijk gemotiveerd.
In reactie op de beroepsgronden rapporteert de verzekeringsarts b&b op 15 juli 2020 dat eisers gronden een herhaling van zijn bezwaargronden zijn en dat daarop reeds is ingegaan in eerdere rapportages. Er is geen aanleiding om het standpunt te wijzigen.
4.3
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek in bezwaar op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de UWV-arts en verzekeringsarts b&b blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiser gestelde klachten, waaronder NAH-klachten. Bij de opstelling van de FML van 1 augustus 2019, geldend vanaf 4 september 2018 (en vanaf 13 augustus 2019) is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden. Eiser heeft in beroep geen nadere medische informatie overgelegd die de rechtbank aanleiding geeft te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsarts b&b heeft aangenomen op de data in geding. Tevens is van belang dat de
UWV-arts en verzekeringsarts b&b in hun rapportages in voldoende mate op de gronden van eiser hebben gereageerd en dat onzorgvuldigheden en onvolkomenheden in het onderzoek zijn hersteld in de bezwaarfase. De rechtbank overweegt verder dat er overleg tussen de UWV-arts en de arbeidsdeskundige heeft plaatsgevonden op 21 februari 2019 en 14 mei 2019, waarna er forse beperkingen zijn gesteld, onder andere op wisseldiensten, en er nader is gemotiveerd. Hierdoor is voldoende aannemelijk dat is meegewogen of bij eiser een urenbeperking diende te worden aangenomen.
Niet gebleken is dat in de FML van 1 augustus 2019 de beperkingen van eiser zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML, geldend op 4 september 2018 en 13 augustus 2019. Nu niet is gebleken van toegenomen beperkingen sindsdien acht de rechtbank deze FML ook nog actueel op 29 januari 2020.
5.
Geschiktheid voor de functies
5.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid. Per 4 september 2018 betreft dit de functies: stikker (Sbc-code 111160), assembleur (Sbc-code 271130) en medewerker logistiek (Sbc-code 111220). Per 13 augustus 2019 betreft dit de functies: stikker (Sbc-code 111160), operator engineering support (Sbc-code 264150) en medewerker logistiek (Sbc-code 111220).
5.2
Eiser heeft aangevoerd dat deze functies ten onrechte geschikt worden geacht. Hiertoe heeft eiser aangevoerd dat met betrekking tot de functie stikker (Sbc-code 111160) niet duidelijk is waarom de arbeidsdeskundige het fabriekslawaai niet belemmerend acht. Verder betekent het werken op zaterdag volgens eiser werken in wisseldienst of afwijking van het algemeen gebruikelijke. Met betrekking tot de functie assembleur (Sbc-code 271130) heeft eiser aangevoerd dat de combinatie van geconcentreerd werk en het omgaan van collega’s met de schrikreactie van eiser ondoenlijk is in de praktijk. Ook is de frequentie van getordeerd actief zijn te hoog gezien eisers beperking. Met betrekking tot de functie medewerker logistiek (Sbc-code 111220) heeft eiser aangevoerd dat het opstapje hoog genoeg moet zijn om niet boven schouderhoogte te werken, maar dat dit niet werken op hoogte worden gezien eisers beperking. Dit vereist veel aandacht en concentratie.
In beroep heeft de arbeidsdeskundige b&b in de rapportage van 4 augustus 2020 gereageerd op de beroepsgronden van eiser. Met betrekking tot de functie stikker (Sbc-code 111160) heeft de arbeidsdeskundige b&b overwogen dat de functie geen score op lawaai kent en dat voor het geluid van naaimachines geen gehoorbescherming nodig is. Indien eiser gehoorbescherming wenst te dragen, leidt het kortdurend afzetten of uitdoen daarvan voor instructies dus niet tot blootstelling aan lawaai. Bovendien overweegt de arbeidsdeskundige b&b dat alle functies die in bezwaar zijn geduid van maandag tot en met vrijdag in dagdienst worden verricht, dus niet op zaterdag. Met betrekking tot de functie assembleur (Sbc-code 271130) heeft de arbeidsdeskundige b&b overwogen dat de functie in een visueel rustige omgeving wordt uitgevoerd, dat gehoorbescherming werk en communicatie niet in de weg zou staan en dat het instrueren van collega’s wat betreft deze communicatie van een goed werkgever of eiser mag worden verlangd. Het getordeerd actief zijn gaat om enkele seconden elke minuut, kortdurend. Overigens kan men bij het rangschikken van producten gebruik maken van een draaistoel. Met betrekking tot de functie medewerker logistiek (Sbc-code 111220) heeft de arbeidsdeskundige b&b overwogen dat eiser korter dan vijf minuten boven schouderhoogte actief kan zijn, wat aan de orde is in deze functie vanuit een staande positief vanaf de grond. Bij gebruik van een opstapje is het boven schouderhoogte werken beperkt. Het opstapje kan met een productenkar kan worden vervoerd. In de functie is geen sprake van veel concentratie.
5.3
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiser geselecteerde functies niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar de rapportages van de arbeidsdeskundige van 12 april 2019 en van 17 mei 2019 en de rapportages van de arbeidsdeskundige b&b van 12 september 2019, van 12 december 2019 en van 4 augustus 2020. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiser de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Eisers standpunt dat hij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit gedeeltelijk voort uit zijn opvatting dat zijn medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.3 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist.
De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
6.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV terecht eisers WGA-loonaanvullingsuitkering per 4 september 2018 ongewijzigd voortgezet en per 29 januari 2020 beëindigd.
7.
Conclusie
Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard. Er is geen reden een proceskostenveroordeling uit te spreken.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, rechter, in aanwezigheid vanmr. A.M. Pasmans, griffier, op 11 februari 2021en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.