Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
enhet verlenen
enhet ter
[Aangever 2], tot de afgifte van 126,- euro en
[Naam 18]waarin een cadeaukaart en
One), te koop werden aangeboden,
dan welechte en onvervalste toegangskaarten en
personenheeft bewogen
fototoestelter waarde van 2600 Euro
eenMacbook ter waarde van 1275 Euro
[Naam 18]waarin door
personenheeft bewogen
5.De strafbaarheid
6.De strafoplegging
7.De benadeelde partij
8.Het beslag
9.De wettelijke voorschriften
10.De beslissing
spreekt verdachte vrijvan het onder 2 ten laste gelegde feit;
een taakstraf van 240 (tweehonderdveertig) uren;
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 (honderdtwintig) dagen;
een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
algemene voorwaarde:
- Veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [Aangever 5] van
- legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van
- bepaalt dat bij niet betaling 1 (een) dag gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte in de kosten van [Aangever 5] tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil.
- Veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [Aangever 8] van
- legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van [Aangever 8] € 2.600,- aan materiële schade te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 september 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 36 (zesendertig) dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- verklaart [Aangever 8] in het overige gedeelte van zijn vordering
- Veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [Aangever 12] van
- legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van [Aangever 12] € 1.435,- aan materiële schade te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 24 (vierentwintig) dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- verklaart [Aangever 12] in het overige gedeelte van zijn vordering
[Aangever 13] (feit 4)
- Veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [Aangever 13] van
- legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van [Aangever 13] € 2.000,- aan materiële schade te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 juni 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 30 (dertig) dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte in de kosten van [Aangever 13] tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil.
- verklaart de benadeelde partij [Aangever 11] niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat zij haar vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt [Aangever 11] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;