ECLI:NL:RBZWB:2021:5706

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 november 2021
Publicatiedatum
11 november 2021
Zaaknummer
02-821004-17
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meermalen gepleegde oplichting met gebruik van valse namen en gegevens

Op 11 november 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meermalen gepleegde oplichting. De verdachte, geboren in 1996, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S. van Steenberge. De inhoudelijke behandeling vond plaats op 28 oktober 2021, waar de officier van justitie, mr. C.F.J. Wiegant, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten van oplichting, waarbij de verdachte zich jegens verschillende aangevers schuldig maakte aan het verkrijgen van goederen en diensten door middel van valse voorwendselen en het gebruik van valse creditcardgegevens.

De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was. De officier van justitie achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, terwijl de verdediging verzocht om vrijspraak voor bepaalde feiten en om een kritische beoordeling van het bewijs. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen in bijlage II gehecht en concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de oplichting van meerdere aangevers, maar sprak hem vrij van enkele andere tenlastegelegde feiten wegens onvoldoende bewijs.

De rechtbank legde een taakstraf op van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden op, met inachtneming van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn. Daarnaast werden schadevergoedingen toegewezen aan verschillende benadeelde partijen, waarbij de rechtbank oordeelde dat de verdachte aansprakelijk was voor de materiële schade die zij hadden geleden door zijn daden. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en het misbruik van vertrouwen door de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/821004-17
vonnis van de meervoudige kamer van 11 november 2021
in de strafzaak tegen
[Verdachte]
geboren op [Geboortedag] 1996 te [Geboorteplaats] ,
wonende te [Adres]
raadsvrouw mr. S. van Steenberge, advocaat te Terneuzen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 28 oktober 2021, waarbij de officier van justitie mr. C.F.J. Wiegant en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. zich jegens meerdere bedrijven schuldig heeft gemaakt aan oplichting;
2. creditcardgegevens heeft verworven, ingevoerd, verspreid en/of voorhanden heeft gehad, met het oogmerk daarmee de in de tenlastelegging genoemde (cyber)misdrijven te plegen;
3. zich jegens [Aangever 1] , [Aangever 2] , [Aangever 3] , [Aangever 4] , [Aangever 5] en [Aangever 6] schuldig heeft gemaakt aan oplichting;
4. zich jegens [Aangever 7] , [Aangever 8] , [Aangever 9] , [Aangever 10] , [Aangever 11] [Aangever 12] en [Aangever 13] schuldig heeft gemaakt aan oplichting.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de aan hem ten laste gelegde feiten heeft begaan.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1 verzoekt de verdediging de rechtbank goed te kijken naar het bewijsmateriaal en verdachte alleen te veroordelen voor de feiten en ten aanzien van de goederen waarvoor geen twijfel mogelijk is en welke transacties worden onderbouwd met voldoende bewijs. Daarnaast verzoekt zij de pleegperiode te verkorten.
Ten aanzien van feit 2 is zij van mening dat de apps die in het dossier worden aangehaald onvoldoende zijn om tot een bewezenverklaring te komen van het onderdeel verspreiden. Ten aanzien van de overige onderdelen van dit feit refereert zij zich aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 3 wordt verzocht te kijken welke gedragingen aan verdachte kunnen worden toegerekend. Verdachte moet in ieder geval worden vrijgesproken van strafbare gedragingen gepleegd jegens aangever [Aangever 6]
Ten aanzien van feit 4 wordt verzocht per aangifte kritisch te kijken of er voldoende wettig en overtuigend bewijs is. In ieder geval ontbreekt het wettig en overtuigend bewijs ten aanzien van aangevers [Aangever 7] , [Aangever 9] en [Aangever 11] , zodat verdachte moet worden vrijgesproken van oplichting jegens deze aangevers.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Ten aanzien van feit 1
Gelet op de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dit feit heeft begaan.
Ten aanzien van het verweer van de verdediging over de ten laste gelegde periode is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de door verdachte gepleegde gedragingen op meerdere tijdstippen in de ten laste gelegde periode hebben plaatsgevonden. Om die reden bestaat er geen aanleiding om de bewezen verklaarde periode te beperken.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank stelt vast dat verdachte een lijst met creditcardgegevens voorhanden heeft gehad met namen, nummers en CCV-codes. Deze gegevens zijn te kwalificeren als wachtwoorden en toegangscodes, zoals ten laste gelegd. Verder staat vast dat verdachte deze heeft gebruikt voor het plegen van oplichtingshandelingen. Het dossier bevat echter geen bewijs dat verdachte de creditcardgegevens voorhanden heeft gehad of heeft verworven met het oogmerk tot het plegen van de in de tenlastelegging genoemde misdrijven. Gelet hierop zal de rechtbank verdachte vrijspreken van dit feit.
Ten aanzien van feit 3
Gelet op de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank de oplichting van de aangevers [Aangever 1] , [Aangever 2] , [Aangever 3] , [Aangever 4] en [Aangever 5] wettig en overtuigend bewezen.
De verklaring van verdachte dat hij niet wist dat de cadeaukaarten en toegangskaarten waren vervalst en dat hij het computerspel wel heeft opgestuurd, acht de rechtbank gelet op de frequentie en de omvang van de gedragingen ongeloofwaardig. Zijn verklaring wordt bovendien op geen enkele wijze ondersteund.
Verdachte zal worden vrijgesproken van het onderdeel dat ziet op aangeefster [Aangever 6] , nu er gebruik is gemaakt van een rekeningnummer dat niet in verband is te brengen met verdachte. Ook anderszins is er onvoldoende bewijs dat verdachte hiervoor verantwoordelijk is.
Ten aanzien van feit 4
[Aangever 10] , [Aangever 12] en [Aangever 13]
Verdachte heeft de strafbare gedragingen jegens aangevers [Aangever 10] , [Aangever 12] en [Aangever 13] bekend. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de oplichting van deze aangevers.
[Aangever 7] en [Aangever 8]
Daarnaast acht de rechtbank, gelet op de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de oplichting van aangevers [Aangever 7] en [Aangever 8]
De verklaring van verdachte dat hij de camera van [Aangever 7] weliswaar heeft aangeboden bij de tweedehandswinkel, maar dat hij niet de door [Aangever 7] genoemde koper is, acht de rechtbank niet aannemelijk. Daarvoor is van belang dat de camera één dag nadat [Aangever 7] de camera heeft overgedragen aan de koper, door verdachte bij de tweedehandswinkel is aangeboden.
Daarbij is er sprake van eenzelfde werkwijze als bij aangever [Aangever 10] . Bovendien heeft verdachte zijn verklaring tijdens de zitting niet nader willen toelichten of onderbouwen en ook anderszins bevat het dossier geen steun voor zijn verklaring.
[Aangever 9] en [Aangever 11]
Verdachte zal worden vrijgesproken van het onderdeel dat ziet op aangever [Aangever 9] . Daarvoor bevat het dossier onvoldoende bewijs.
Daarnaast zal verdachte worden vrijgesproken van het onderdeel dat ziet op aangeefster [Aangever 11] nu er gebruik is gemaakt van een rekeningnummer en telefoonnummer die niet in verband kunnen worden gebracht met verdachte.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op meer tijdstippen in de periode van 15 september
2015 t/m 26 september 2017 te Oost-Souburg en Vlissingen
meermalen
(telkens)
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels,
(telkens)
- [Naam 1] en
- [Naam 2] en
- [Naam 3] en
- [Naam 4] en
- [Naam 5] en
- [Naam 6] en
- [Naam 7] en
- [Naam 8] en
- een ander bedrijf
(telkens) heeft bewogen tot de afgifte van enig(e) goed(eren)
enhet verlenen
van een of meer dienst(en), te weten
- geldbedragen en
- pizza’s van [Naam 4] en
- hotelkamers en
- beltegoeden en
- goederen van de [Naam 8] en [Naam 7] ,
door (telkens)
- gebruik te maken van (gedeeltelijk) valse namen, te weten
[Naam 10] en [Naam 9] en [Naam 10] en [Naam 11] en [Naam 12]
en [Verdachte] en
- ( vervolgens) op het internet bestellingen te verrichten en goederen te kopen en hotelkamers te boeken
en
- daarbij gebruik te maken van de creditcardgegevens van de creditcards
van (onbekend gebleven andere) personen, uitgegeven door [Naam 1]
en [Naam 2] en [Naam 3] en
- daarbij zich voor te doen als rechtmatige eigenaar/bezitter/houder van die
creditcards en creditcard(gegevens);
waardoor hij, verdachte, (telkens) die voornoemde bedrijven heeft
bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst
enhet ter
beschikking stellen van gegevens;
3.
op meer tijdstippen in de periode 1 januari 2015 tot
en met 30 oktober 2017
te Oost-Souburg en Vlissingen en Amsterdam en Den Haag en Alkmaar en Ede en Goutum
meermalen,
(telkens)
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te
bevoordelen
door het aannemen van een valse naam, een valse hoedanigheid en een samenweefsel van verdichtsels,
de navolgende personen heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten
1: [Aangever 1] , tot de afgifte van 136,50 euro en
2:
[Aangever 2], tot de afgifte van 126,- euro en
3: [Aangever 3] , tot de afgifte van 30,- euro en
4: [Aangever 4] , tot de afgifte van 25 euro en
5: [Aangever 5] , tot de afgifte van 38,50 euro,
door (telkens)
- gebruik te maken van (gedeeltelijk) valse namen, te weten
[Verdachte] en [Naam 13] en [Naam 14] en [Naam 15] en [Naam 16] en
- gebruik te maken van andere woonplaatsen, te weten Vlissingen
en Terneuzen en
- ( vervolgens) advertenties te plaatsen op de handelssites
[Naam 17]en
[Naam 18]waarin een cadeaukaart en
cadeaucode (voor [Naam 19] ) en valse/vervalste toegangskaarten
en concertkaarten (voor de [Naam 20] en [Naam 21] ) en
eencomputerspel (Fifa 18 voor Xbox
One), te koop werden aangeboden,
- met voornoemde personen via het e-mailadres
[E-mailadres] contact te onderhouden en
- daarbij toe te zeggen dat deze goederen na ontvangst van betaling zouden
worden toegezonden en geleverd en
- daarbij de bankrekeningen [Rekeningnummer 1] en/of [Rekeningnummer 2] op/door te geven, waarop de te betalen
aankoopbedragen (inclusief verzendkosten) konden worden overgeboekt en
gestort en over welke rekening hij, verdachte, de beschikking had en
- daarbij zich voor te doen als eigenaar/bezitter en als
bonafide/betrouwbare verkoper van die voornoemde aangeboden goederen en
- de indruk en het vertrouwen te wekken bij voornoemde personen dat hij,
verdachte, de te koop aangeboden goederen na betaling daadwerkelijk zou
toezenden/leveren,
dan welechte en onvervalste toegangskaarten en
concertkaarten zou leveren,
waardoor hij, verdachte, (telkens) die voornoemde
personenheeft bewogen
tot de afgifte van voornoemde goederen;
4.
op meer tijdstippen in de periode van 1 juli 2018 t/m
30 juni 2019 te Goes en
Stabroek en Scherpenheuvel-Zichem en Antwerpen (Borgerhout)
en Gent
meermalen,
(telkens)
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te
bevoordelen
door het aannemen van een valse naam, een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels,
de navolgende personen heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten
1: [Aangever 7] , tot de afgifte van een fototoestel, ter waarde van 2275 Euro en
2: [Aangever 8] , tot de afgifte van een
fototoestelter waarde van 2600 Euro
en
4: [Aangever 10] , tot de afgifte van
eenMacbook ter waarde van 1275 Euro
en
6: [Aangever 12] tot de afgifte van een Macbook Pro met toebehoren ter
waarde van 1350 Euro en/
7: [Aangever 13] tot de afgifte van een Macbook ter waarde van 2000 Euro,
door (telkens)
- gebruik te maken van valse namen, te weten
[Naam 21] en [Naam 22] en [Naam 23] en [Naam 24] en [Naam 25] en
- ( vervolgens) op advertenties gereageerd op
handelssites, onder meer op tweedehands.be en
[Naam 18]waarin door
voornoemde personen voornoemde goederen te koop werden aangeboden en
- ( vervolgens) met voornoemde personen via Whatsapp met het
telefoonnummer [Telefoonnummer] contact op te nemen en
- ( vervolgens) met voornoemde personen te spreken om het te koop
aangeboden goed in ontvangst te nemen en
- daarbij ter plaatse zich voor te doen als bonafide/betrouwbare koper van die
voornoemde goederen en
- de indruk en het vertrouwen te wekken bij voornoemde personen dat hij,
verdachte, de te koop aangeboden goederen daadwerkelijk zou betalen en
- ( vervolgens) ter plaatse te doen voorkomen alsof hij het afgesproken aankoop
bedrag zou hebben betaald middels een bankoverschrijving door het tonen van
een valse mobiel internetbankieren App en een screenshot van een
vervalste/valse bankoverschrijving op zijn mobiele telefoon,
waardoor hij, verdachte, (telkens) die voornoemde
personenheeft bewogen
tot de afgifte van voornoemde goederen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van het voorarrest waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft een baan, een stabiel inkomen en een kamer in Vlissingen. De door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf zal vermoedelijk grote gevolgen hebben en betekenen dat verdachte zijn baan, woning en al hetgeen hij tot nu toe heeft opgebouwd, zal kwijtraken. Daarnaast wordt verzocht rekening te houden met de omstandigheid dat het oudere feiten betreffen en dat er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn. Na deze feiten is verdachte niet meer in aanraking geweest met justitie voor soortgelijke feiten. Verder is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing. Gelet op het voorgaande wordt verzocht aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf van een langere duur dan het voorarrest op te leggen. Er zou kunnen worden volstaan met het opleggen van een forse taakstraf. Eventueel zou een deels voorwaardelijke gevangenisstraf kunnen gelden als stok achter de deur.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich meerdere keren gedurende een langere periode schuldig gemaakt aan oplichting, waardoor meerdere personen en bedrijven (financieel) zijn gedupeerd. Verdachte heeft hierbij misbruik gemaakt van het vertrouwen van deze personen en bedrijven en de feiten ten behoeve van financieel gewin gepleegd. Dit zijn ernstige feiten.
De rechtbank houdt verder rekening met het strafblad van verdachte van 30 september 2021, waaruit blijkt dat hij eerder, te weten in 2017 is veroordeeld voor oplichting. Ook houdt zij er rekening mee dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat het gaat om oude(re) feiten en met het tijdsverloop in deze zaak. De rechtbank stelt vast dat het recht op een openbare behandeling binnen een redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6, eerste lid van het EVRM, in deze zaak is geschonden. Deze termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Staat jegens verdachte een handeling is verricht waaruit verdachte heeft opgemaakt en redelijkerwijs heeft kunnen opmaken dat het openbaar ministerie het ernstig voornemen had een strafvervolging in te stellen. In dit geval moet de termijn worden gerekend vanaf
19 februari 2018, te weten de datum waarop verdachte in verzekering is gesteld. De behandeling van deze zaak is niet afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de hierdoor genoemde termijn, terwijl de rechtbank geen bijzondere omstandigheden aanwezig acht, die deze overschrijding rechtvaardigen. De redelijke termijn is met één jaar en bijna negen maanden overschreden.
De rechtbank stelt vast dat verdachte inmiddels een stabiele basis heeft opgebouwd en bezig is om zijn leven te beteren. Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat de door verdachte ingezette weg niet moet worden doorkruist. Zij zal aan verdachte de maximale taakstraf van 240 uur opleggen, met aftrek van het voorarrest. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Wel is zij van oordeel dat aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden moet worden opgelegd met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank beoogt hiermee verdachte ervan te weerhouden om opnieuw in de fout te gaan.

7.De benadeelde partij

Ten aanzien van feit 3
[Aangever 5]
De benadeelde partij [Aangever 5] vordert een schadevergoeding van € 38,50 ter zake van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte aansprakelijk is voor die schade. Het gevorderde is door de benadeelde partij voldoende aannemelijk gemaakt en voldoende onderbouwd en door de verdediging niet betwist, zodat de vordering zal worden toegewezen. Daarnaast zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen over het toegewezen bedrag vanaf
13 oktober 2017.
Ten aanzien van feit 4
[Aangever 8]
De benadeelde partij [Aangever 8] vordert een schadevergoeding van € 2.601,00, bestaande uit een bedrag van € 2.600,00 ter zake van materiële schade en een bedrag van € 1,00 ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte aansprakelijk is voor de materiële schade. Het gevorderde is door de benadeelde partij voldoende aannemelijk gemaakt en voldoende onderbouwd en door de verdediging niet betwist, zodat het materiële deel van de vordering zal worden toegewezen, inclusief de wettelijke rente vanaf 20 september 2018.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het immateriële deel niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering, nu dat deel van de vordering onvoldoende aannemelijk is gemaakt en onvoldoende is onderbouwd. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
[Aangever 11]
De benadeelde partij [Aangever 11] vordert een schadevergoeding van € 2.100,00 ter zake van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en een vergoeding voor de proceskosten van € 500,00.
Verdachte wordt vrijgesproken van strafbare gedragingen jegens de benadeelde partij. Gelet hierop zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Zij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[Aangever 12]
De benadeelde partij [Aangever 12] vordert een schadevergoeding van € 3.435,00, bestaande uit een bedrag van € 1.435,00 ter zake van materiële schade en een bedrag van € 2.000,00 ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en een vergoeding voor de proceskosten van € 540,00.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit en dat verdachte aansprakelijk is voor die schade. Het gevorderde is door de benadeelde partij voldoende aannemelijk gemaakt en voldoende onderbouwd en door de verdediging niet betwist, zodat de vordering ten aanzien van de materiële schade zal worden toegewezen. Daarnaast zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen over het toegewezen bedrag vanaf 27 juli 2018.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, nu dat deel van de vordering onvoldoende aannemelijk is gemaakt en onvoldoende is onderbouwd. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
[Aangever 13]
De benadeelde partij [Aangever 13] vordert een schadevergoeding van € 2.000,00 ter zake van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte aansprakelijk is voor de materiële schade. Het gevorderde is door de benadeelde partij voldoende aannemelijk gemaakt en voldoende onderbouwd en door de verdediging niet betwist, zodat de vordering zal worden toegewezen. Daarnaast zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen over het toegewezen bedrag vanaf 17 juni 2019.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van de toegekende schadebedragen. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.Het beslag

8.1
De verbeurdverklaring
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring.
Gebleken is dat de bewezenverklaarde feiten zijn begaan met behulp van deze voorwerpen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36f, 57, 63 en
326 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 2 ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: oplichting, meermalen gepleegd;
feit 3: oplichting, meermalen gepleegd;
feit 4: oplichting, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 (honderdtwintig) dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf naar rato van 2 (twee) uur per dag;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaarde:
* dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Benadeelde partijen
[Aangever 5] (feit 3)
  • Veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [Aangever 5] van
  • legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van
[Aangever 5] € 38,50 aan materiële schade te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 oktober 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • bepaalt dat bij niet betaling 1 (een) dag gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
  • bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
  • veroordeelt verdachte in de kosten van [Aangever 5] tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil.
[Aangever 8] (feit 4)
  • Veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [Aangever 8] van
  • legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van [Aangever 8] € 2.600,- aan materiële schade te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 september 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • bepaalt dat bij niet betaling 36 (zesendertig) dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
  • bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
  • verklaart [Aangever 8] in het overige gedeelte van zijn vordering
niet-ontvankelijk en bepaalt dat hij zijn vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt verdachte in de kosten van [Aangever 8] tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil.
[Aangever 12] (feit 4)
  • Veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [Aangever 12] van
  • legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van [Aangever 12] € 1.435,- aan materiële schade te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • bepaalt dat bij niet betaling 24 (vierentwintig) dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
  • bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
  • verklaart [Aangever 12] in het overige gedeelte van zijn vordering
niet-ontvankelijk en bepaalt dat hij zijn vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt verdachte in de kosten van [Aangever 12] tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil.

[Aangever 13] (feit 4)

  • Veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [Aangever 13] van
  • legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van [Aangever 13] € 2.000,- aan materiële schade te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 juni 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • bepaalt dat bij niet betaling 30 (dertig) dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
  • bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
  • veroordeelt verdachte in de kosten van [Aangever 13] tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil.
[Aangever 11] (feit 4)
  • verklaart de benadeelde partij [Aangever 11] niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat zij haar vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • veroordeelt [Aangever 11] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Beslag
- verklaart verbeurd de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
* 1.00 stuks mobiele telefoon (omschrijving: _423752: Samsung zwart);
* 1.00 stuks mobiele telefoon (omschrijving: _423751: Samsung wit);
* 1.00 stuks mobiele telefoon (omschrijving: _422119).
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P.E. Mullers, voorzitter, mr. J. Bergen en mr. H. Skalonjic, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.E.A.M. van der Ven - van de Riet, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 11 november 2021.
Mr. Mullers is niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.