ECLI:NL:RBZWB:2021:5691

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 november 2021
Publicatiedatum
10 november 2021
Zaaknummer
AWB- 21_1855
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake bestuursdwang door de gemeente Veere

Op 10 november 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere. Eiseres had op 22 april 2021 beroep ingesteld tegen een besluit van 2 maart 2021, waarin een last onder bestuursdwang was opgelegd. De rechtbank constateerde dat het beroepschrift te laat was ingediend, aangezien de beroepstermijn op 20 april 2021 was geëindigd. De rechtbank wees erop dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift dwingend is en dat een overschrijding van deze termijn alleen verschoonbaar kan zijn in zeer bijzondere omstandigheden. Eiseres had verzocht om uitstel, maar de rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Daarom verklaarde de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/1855 GEMWT

uitspraak van 10 november 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [naam woonplaats] , eiseres,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft bij brief van 22 april 2021 beroep ingesteld tegen het besluit van 2 maart 2021 van het college inzake de oplegging van een last onder bestuursdwang en de toepassing van spoedbestuursdwang.

Overwegingen

1. In de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is de verplichting opgenomen om het beroepschrift binnen de daarvoor bepaalde termijn in te dienen.
2. De rechtbank stelt vast dat op het bestreden besluit staat aangegeven dat het besluit op 8 maart 2021 is verzonden. Het bepaalde in de artikelen 6:7 en 6:8 van de Awb brengt mee dat de beroepstermijn is aangevangen op de dag na verzending van het bestreden besluit en is geëindigd op 20 april 2021.
Artikel 6:9, eerste lid, van de Awb bepaalt dat een beroepschrift tijdig is ingediend als het voor het einde van de termijn is ontvangen. Het beroepschrift is op 22 april 2021 bij de rechtbank ontvangen. Het beroepschrift is dus te laat ingediend.
Op grond van artikel 6:9, tweede lid, van de Awb is een beroepschrift dat per post is verzonden en binnen een week na verstrijken van de beroepstermijn is ontvangen toch tijdig ingediend indien het vóór het einde van de beroepstermijn ter post is bezorgd.
Zoals blijkt uit de poststempel op de enveloppe is het beroepschrift op 21 april 2021 ter post aangeboden en daarmee niet tijdig verzonden.
3. De griffier heeft eiseres bij brief van 18 juni 2021 erop gewezen dat het beroep te laat is ingesteld en heeft daarbij de gelegenheid geboden de reden van de termijnoverschrijding toe te lichten. In reactie daarop heeft eiseres medegedeeld dat het haar spijt en heeft zij verzocht om haar uitstel te verlenen.
De rechtbank overweegt dat de wettelijke bepalingen over de tijdigheid van een beroepschrift dwingend van aard zijn. Dat betekent dat de rechtbank verplicht is de tijdigheid van dat beroep te beoordelen en in geval van termijnoverschrijding het beroep niet-ontvankelijk te verklaren, tenzij de termijnoverschrijding verschoonbaar is in verband met zeer bijzondere omstandigheden.
De rechtbank ziet in hetgeen door eiseres is aangevoerd geen aanleiding om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten en de niet-ontvankelijk verklaring met toepassing van artikel 6:11 van de Awb achterwege te laten.
4. Een en ander leidt tot de slotsom dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank zal de zaak daarom zonder behandeling ter zitting afdoen als hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van M.H.C. van Spreuwel, griffier, op 10 november 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden verzet doen bij de rechtbank. De termijn voor het indienen van een verzetschrift bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na de verzending van deze uitspraak.

Bijlage

Artikel 6:7 van de Awb luidt als volgt:
De termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift bedraagt zes weken.
Artikel 6:8, eerste lid, van de Awb luidt als volgt:
De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Artikel 6:9 van de Awb luidt als volgt:
1. Een bezwaar- of beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
2. Bij verzending per post is een bezwaar- of beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Artikel 6:11 van de Awb luidt als volgt:
Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Artikel 8:54, eerste lid, onder b, van de Awb luidt als volgt:
Totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting van de bestuursrechter te verschijnen, kan de bestuursrechter het onderzoek sluiten, indien de voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.