ECLI:NL:RBZWB:2021:5690

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 november 2021
Publicatiedatum
10 november 2021
Zaaknummer
AWB- 21_1111
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens ontbreken gronden van beroep in bestuursrechtelijke procedure

Op 4 november 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. De eiser had op 7 maart 2021 beroep ingesteld tegen een besluit van 1 februari 2021, waarbij zijn bezwaar tegen de weigering van een omgevingsvergunning voor het intern verbouwen van een pand ongegrond was verklaard. De rechtbank constateerde dat de eiser in zijn beroepschrift geen gronden van beroep had vermeld, wat in strijd is met artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De griffier heeft de eiser meerdere keren de gelegenheid geboden om dit verzuim te herstellen, maar de eiser heeft geen gronden van beroep ingediend binnen de gestelde termijnen. Hierdoor heeft de rechtbank vastgesteld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft besloten de zaak zonder behandeling ter zitting af te doen en heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/1111 WABOA

uitspraak van 4 november 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [naam woonplaats] , eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft bij brief van 7 maart 2021 beroep ingesteld tegen het besluit van 1 februari 2021 (bestreden besluit) waarbij het college eisers bezwaar tegen het weigeren van de omgevingsvergunning voor het intern verbouwen van het pand aan de [adres] ongegrond heeft verklaard.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt het bezwaar- of beroepschrift ondertekend en bevat het ten minste de gronden van het bezwaar of beroep. Artikel 6:6, aanhef en onder a, van de Awb bepaalt dat indien niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep, dit niet-ontvankelijk kan worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
2. De rechtbank stelt vast dat eiser in het beroepschrift geen gronden van beroep heeft vermeld.
De griffier heeft eiser bij brief van 16 maart 2021 erop gewezen dat hij niet had voldaan aan de verplichting gronden te vermelden en heeft eiser daarbij de gelegenheid geboden het verzuim te herstellen binnen een termijn van vier weken na datum van verzending van de brief.
Eiser heeft op 15 april 2021 verzocht om uitstel voor het aanleveren van de gronden. Dit verzoek heeft hij op 10 mei 2021 herhaald. Bij brief van 18 mei 2021 heeft de griffier uitstel verleend aan eiser tot vier weken na datum van verzending van de brief.
Bij aangetekende brief van 23 juni 2021 heeft de rechtbank eiser medegedeeld dat op het eerdere verzoek om de gronden van beroep in te dienen nog geen reactie is ontvangen. Eiser is verzocht om binnen vier weken na datum van verzending van deze brief alsnog de gronden van beroep toe te sturen. Eiser is er in deze brief op gewezen dat indien er van deze gelegenheid geen gebruik wordt gemaakt, de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk kan verklaren.
De rechtbank constateert dat de gestelde termijn is verstreken zonder dat eiser de gronden van het beroep heeft overgelegd. Ook buiten de gestelde termijn heeft de rechtbank tot op heden de gronden van beroep niet ontvangen. Het beroep is dan ook kennelijk niet-ontvankelijk. Daarom zal de rechtbank de zaak zonder behandeling ter zitting afdoen als hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van M.H.C. van Spreuwel, griffier, op 4 november 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden verzet doen bij de rechtbank. De termijn voor het indienen van een verzetschrift bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na de verzending van deze uitspraak.