ECLI:NL:RBZWB:2021:5689

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 november 2021
Publicatiedatum
10 november 2021
Zaaknummer
12-715007-07
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verlenging van terbeschikkingstelling en heropening van onderzoek

Op 10 november 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen over de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling (TBS) van de betrokkene, die in een Forensisch Psychiatrisch Centrum verblijft. De rechtbank constateert dat de TBS is opgelegd voor ernstige misdrijven, waaronder poging tot moord en brandstichting, en dat de TBS is aangevangen op 30 oktober 2009. De TBS is laatstelijk verlengd op 22 januari 2021. Tijdens de zitting op 27 oktober 2021 zijn de officier van justitie, de betrokkene en deskundigen gehoord. De TBS-instelling adviseert om de TBS met één jaar te verlengen, gezien de complexe psychiatrische toestand van de betrokkene, die lijdt aan een schizotypische persoonlijkheidsstoornis. De rechtbank heeft vastgesteld dat het recidivegevaar nog aanwezig is en dat de verlenging van de TBS gerechtvaardigd is. Echter, de rechtbank heeft ook geconstateerd dat er mogelijkheden zijn voor een voorwaardelijke beëindiging van de TBS-maatregel. Daarom heeft de rechtbank besloten het onderzoek te heropenen en een maatregelenrapport op te laten stellen door de reclassering. De zitting zal worden hervat op 9 maart 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Parketnummer: 12-715007-07
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 10 november 2021
op de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van
[Betrokkene]
geboren op [Geboortedatum] 1967 te [Geboorteplaats] ,
thans verblijvende in Forensisch Psychiatrisch Centrum De Woenselse Poort,
te 5626 NC Eindhoven, dr. Poletlaan 88,
hierna te noemen: betrokkene.

1.De stukken

Het dossier bevat onder meer de volgende stukken:
- de vordering van de officier van justitie d.d. 14 september 2021, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met één jaar;
- de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van betrokkene, over de periode juni 2020 tot en met juli 2021;
- de rapporten van Forensisch Psychiatrisch Centrum De Woenselse Poort (hierna: de TBS-instelling) d.d. 31 augustus 2021 en 25 oktober 2021, waarin het advies van de inrichting is vermeld en
- het onderzoek d.d. 6 september 2021 van psychologen [Naam 1] en [Naam 2]

2.De procesgang

Bij vonnis van 2 mei 2007 van de rechtbank Middelburg is betrokkene veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar en TBS met bevel tot verpleging van overheidswege wegens poging tot moord, meermalen gepleegd, opzettelijk brand stichten waardoor gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander bestond, bedreiging met verkrachting, meermalen gepleegd en bedreiging met zware mishandeling.
De rechtbank constateert dat de TBS is opgelegd voor misdrijven als bedoeld in artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De TBS is aangevangen op 30 oktober 2009. De TBS is laatstelijk bij beslissing van 22 januari 2021 verlengd voor een termijn van
één jaar.
Tijdens het onderzoek ter openbare terechtzitting van de rechtbank van 27 oktober 2021 is gehoord de officier van justitie mr. A.I.M.M. Gudde. Tevens is betrokkene gehoord, bijgestaan door raadsman mr. J.A.W. Knoester, advocaat te ‘s-Gravenhage. Voorts is als deskundige gehoord [Naam3] behandelcoördinator bij de TBS-instelling.

3.Het advies van de TBS-instelling

De TBS-instelling heeft geadviseerd de TBS te verlengen met één jaar en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Bij betrokkene is nog altijd sprake van een complex psychiatrisch toestandsbeeld, een schizotypische persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken. Het opbouwen van een werkrelatie met betrokkene verloopt moeizaam. Voortzetting van een op verandering gerichte behandelpoging is niet langer zinvol noch vereist. Betrokkene is aangemeld voor forensisch beschermd wonen bij GGZ Westelijk Noord-Brabant. Of betrokkene hier ook daadwerkelijk terecht zal kunnen, is nog niet duidelijk. Waar betrokkene tot voor kort het gesprek met de reclasseringsonderzoeker weigerde, is inmiddels het gesprek gestart en wordt onderzocht of er mogelijkheden zijn voor een voorwaardelijke beëindiging. Ter verdere bepaling van de woon- en begeleidingsmogelijkheden wordt een uitgebreidere delictanalyse afgenomen bij betrokkene. De resultaten van dit onderzoek zijn nog niet ontvangen. De huidige bekende risicofactoren zijn getoetst. Het risico op terugval in agressief gedrag in zorg wordt ingeschat als laag tot matig en uit zorg als matig tot hoog. Het risico op recidive in relatie tot het verlof en de kans op onttrekking worden ingeschat als laag. De gepraktiseerde vrijheden zijn de afgelopen periode naar wens verlopen en betrokkene conformeert zich aan de verlofvoorwaarden en gemaakte afspraken. Het advies is om de overplaatsing naar GGZ Westelijk Noord-Brabant te realiseren binnen het kader van de TBS-dwang (proefverlof) en niet via een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel. Op die manier kan snel en proportioneel worden ingegrepen, mocht dat nodig zijn. In afwachting van een maatregelenrapport en gelijkblijvend functioneren is de verwachting dat hierna de TBS-maatregel voorwaardelijk kan worden beëindigd.
Ter zitting heeft de deskundige [Naam3] daaraan nog het volgende toegevoegd. Met overplaatsing wordt een grote stap gezet. Bij een voorwaardelijke beëindiging van de TBS-maatregel kan de TBS-instelling niet meer ingrijpen als dat nodig is. Die verantwoordelijkheid komt dan aan de reclassering toe met als mogelijk gevolg een langdurige time-out of terugmelding. De TBS-instelling wil juist een zachte landing creëren en de reclassering ondersteunt dit.

4.Het advies van 6 september 2021 van de externe gedragsdeskundigen

In het psychologisch onderzoek komt eveneens naar voren dat bij betrokkene sprake is van een schizotypische persoonlijkheidsstoornis. Het risico op terugval in gewelddadig gedrag bij intramuraal verblijf met zowel begeleide als onbegeleide verloven wordt ingeschat als laag. Het risico van terugval in gewelddadig gedrag wordt bij beschermd wonen in een forensisch kader als laag tot matig ingeschat. Zonder het kader van TBS wordt het risico op terugval in gewelddadig gedrag als matig tot hoog ingeschat. Verwacht wordt dat het beschermd wonen bij GGZ Westelijk Noord-Brabant betrokkene ademruimte zal bieden en in combinatie met het wegvallen van behandeldruk al snel zal zorgen voor een afname van het recidiverisico. Het verdient de voorkeur om zo snel mogelijk een voorwaardelijke beëindiging aan te vragen, met als belangrijkste voorwaarde het forensisch beschermd wonen bij GGZ Westelijk Noord-Brabant. Betrokkene is gemotiveerd hier zo snel mogelijk naar toe te werken en gezien de inschatting van het recidiverisico is dit ook verantwoord.

5.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie is ter zitting bij de vordering de TBS met één jaar te verlengen gebleven. De TBS-maatregel voorwaardelijk beëindigen is nog te vroeg. Op dit moment kunnen eventuele voorwaarden het recidiverisico niet tot een voor de maatschappij aanvaardbaard niveau terugbrengen. Als het mis gaat moet in geval van een voorwaardelijke beëindiging in feite weer opnieuw worden begonnen en dat is ook niet in het belang van betrokkene. De termijn kan wettelijk gezien nog een keer worden verlengd. Als betrokkene het behandelplan nakomt, is mogelijk volgend jaar sprake van een andere situatie en kan over voorwaardelijke beëindiging worden gesproken.

6.Het standpunt van de verdediging

Betrokkene heeft ter zitting verklaard dat hij al heel lang zit te wachten op een plaatsing bij forensisch beschermd wonen, hij wil hier graag naar toe. De TBS-instelling is niet goed voor hem en sluit niet aan bij zijn diagnostiek.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat een verlenging van de TBS niet meer aan de orde is. Door meerdere deskundigen is geadviseerd de TBS-maatregel voorwaardelijk te beëindigen. Het afgelopen jaar zijn er ondanks toezeggingen van de TBS-instelling geen concrete stappen gezet en dat leidt bij betrokkene tot verlies aan motivatie. Het risico op recidive neemt bij een voorwaardelijke beëindiging van de TBS-maatregel niet toe. Volgens rechtspraak moet dan hiertoe worden overgegaan. De rechtbank wordt verzocht de zaak aan te houden teneinde de reclassering opdracht te geven een maatregelenrapport op te maken. In de tussentijd is er dan mogelijk ook een antwoord op de vraag of betrokkene daadwerkelijk kan worden geplaatst bij GGZ Westelijk Noord-Brabant.

7.Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank is bevoegd om van de vordering kennis te nemen, omdat zij in eerste aanleg
kennis heeft genomen van de misdrijven ter zake waarvan de TBS is gelast.
De vordering is tijdig, dat wil zeggen niet eerder dan twee maanden en niet later dan één
maand voor het tijdstip waarop de TBS door tijdsverloop zou eindigen, ingediend. De
officier van justitie is ontvankelijk in de vordering.
De TBS kan slechts worden verlengd indien de veiligheid van anderen, dan wel de
algemene veiligheid van personen de verlenging van de TBS eist. Het recidivegevaar moet
nog aanwezig zijn en dient voort te vloeien uit een ziekelijke stoornis en/of een gebrekkige
ontwikkeling van de geestvermogens. Uit de adviezen van de TBS-instelling, de externe deskundigen, alsmede uit hetgeen ter zitting is besproken, is gebleken dat er bij betrokkene nog altijd sprake is van een schizotypische persoonlijkheidsstoornis. De TBS-instelling en de externe deskundigen zijn het eens over het recidiverisico bij betrokkene. Het risico op terugval in gewelddadig gedrag wordt bij beschermd wonen in een forensisch kader als laag tot matig ingeschat. Zonder het kader van de TBS wordt het risico op terugval in gewelddadig gedrag als matig tot hoog ingeschat. De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat het recidivegevaar op dit moment nog in een voldoende mate aanwezig is bij betrokkene om een verlenging van de TBS te rechtvaardigen. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat aan de wettelijke criteria voor verlenging van de TBS is voldaan.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of de verpleging van overheidswege van
betrokkene moet worden voortgezet of dat een voorwaardelijke beëindiging aan de orde is. Die vraag wordt door de TBS-instelling en de externe deskundigen verschillend beantwoord, maar zowel de TBS-instelling als de externe deskundigen concluderen dat niet is te verwachten dat een voorwaardelijke beëindiging op zichzelf zal leiden tot een toename van het recidiverisico. De rechtbank stelt verder vast dat bij de beslissing van 22 januari 2021 de rechtbank het wenselijk heeft geacht dat voorafgaand aan een volgende verlengingszitting de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging opnieuw worden onderzocht. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat een voorwaardelijke beëindiging van de TBS-maatregel inmiddels tot de mogelijkheden zou moeten behoren. De rechtbank ziet hierin aanleiding het onderzoek te heropenen teneinde zich, alvorens een beslissing te nemen op de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de TBS, te laten voorlichten door een door de reclassering op te stellen maatregelenrapport en zal daartoe beslissen.

8.De beslissing

De rechtbank:
-
heropenthet onderzoek ter terechtzitting dat op 27 oktober 2021 is gesloten en houdt iedere beslissing aan;
- bepaalt dat het onderzoek ter terechtzitting zal worden hervat op
9 maart 2022 om 13:00 uur;
- geeft opdracht aan de officier van justitie tot het laten opmaken van een
maatregelenrapportdoor de reclassering en dit tijdig te verstrekken voor voornoemde zittingsdatum;
- beveeltde oproeping van betrokkene en de raadsman, deskundige [Naam3]
en een deskundige namens de reclasseringtegen genoemd tijdstip.
Deze beslissing is gegeven door mr. J. Bergen, voorzitter, mr. G.H. Nomes en mr. E.F. Bethlehem, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier H.M. van Dijk en is uitgesproken ter openbare zitting op 10 november 2021.
Mrs. Bergen en Bethlehem zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.