ECLI:NL:RBZWB:2021:5688

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 november 2021
Publicatiedatum
10 november 2021
Zaaknummer
AWB- 21_3511
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de rechtbank in geschil over urgentieaanvraag woning

Op 4 november 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarbij eiser, vertegenwoordigd door mr. A. Güngörmez, beroep heeft ingesteld tegen beslissingen van de Geschillencommissie Woningcorporaties Regio Midden-Brabant. Deze beslissingen betroffen de afwijzing van zijn aanvraag om bij voorrang in aanmerking te komen voor een woning, genomen op 6 juli 2021 en 10 augustus 2021. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank heeft ambtshalve beoordeeld of zij bevoegd was om kennis te nemen van het beroep. Het oordeel was dat de Geschillencommissie geen bestuursorgaan is in de zin van artikel 1:1 van de Awb, omdat zij niet met publiekrechtelijke bevoegdheden is bekleed en geen besluiten kan nemen die de rechtspositie van andere rechtssubjecten bepalen. De toetsing van de urgentieaanvraag door de Geschillencommissie was gebaseerd op civiele overeenkomsten en niet op publiekrechtelijke regels. Dit leidde tot de conclusie dat de rechtbank niet bevoegd was om het beroep te behandelen.

De rechtbank heeft zich dan ook onbevoegd verklaard en opgemerkt dat het geschil voorgelegd kan worden aan de burgerlijke rechter. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/3511 HUISV

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 november 2021 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [naam woonplaats] , eiser

gemachtigde: mr. A. Güngörmez,
en

de Geschillencommissie Woningcorporaties Regio Midden-Brabant, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen de beslissingen van 6 juli 2021 en 10 augustus 2021 van de geschillencommissie over de afwijzing van zijn aanvraag om bij voorrang in aanmerking te komen voor een woning.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

De rechtbank moet ambtshalve beoordelen of zij bevoegd is van het bij haar ingestelde beroep kennis te nemen. Alleen tegen een besluit van een bestuursorgaan kan beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld.
De geschillencommissie is geen bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1, eerste lid, onder a, van de Awb, omdat de geschillencommissie geen orgaan is van een krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersoon.
De geschillencommissie is evenmin een bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, onder b, van de Awb. Zij is niet met enig openbaar gezag bekleed, omdat er aan haar geen publiekrechtelijke bevoegdheid is toegekend tot het bepalen van de rechtspositie van andere rechtssubjecten. Uit de Memorie van Toelichting bij artikel 4 van de Huisvestingswet blijkt dat de wetgever het beleid over de woonruimteverdeling niet uitsluitend publiekrechtelijk heeft willen regelen. De geschillencommissie heeft de urgentieaanvraag getoetst aan regels en criteria die zijn neergelegd in een civiele overeenkomst. Niet is gebleken dat de Huisvestingsverordening Tilburg 2018 (of die van 2020) een regeling bevat voor het verstrekken van urgentieverklaringen en waarbij aan de geschillencommissie de publiekrechtelijke bevoegdheid is toegekend tot het beslissen op urgentieaanvragen. Dit betekent dat de geschillencommissie geen bestuursorgaan is op grond van artikel 1:1, eerste lid, onder b, van de Awb en dat de e-mail van de Geschillencommissie van 12 mei 2020 geen besluit is in de zin van artikel 1:3 Awb.
De rechtbank is dan ook niet bevoegd om kennis te nemen van het beroep. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Met het oog op artikel 8:71 van de Awb merkt de rechtbank op dat het geschil voorgelegd kan worden aan de burgerlijke rechter.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van M.H.C. van Spreuwel, griffier, op 4 november 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden verzet doen bij de rechtbank. De termijn voor het indienen van een verzetschrift bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na de verzending van deze uitspraak.