Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
[Slachtoffer] opzettelijk, van het leven te beroven, die [Slachtoffer] meermalen (met kracht) een mes in het hoofd en nek en armen en handen en buik en flank rechts heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
5.De strafbaarheid
6.De strafoplegging
7.De benadeelde partij
8.Het beslag
9.De wettelijke voorschriften
10.De beslissing
poging doodslag
gevangenisstraf van 3 (drie) jaar;
[Slachtoffer]van
€ 30.459,26waarvan
€ 25.459,26 aan materiële schade en € 5.000 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 6 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
ten behoeve van het slachtoffer [Slachtoffer] € 30.459,26 te betalen,waarvan
€ 25.459,26 aan materiële schade en € 5.000 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente,
vanaf 6 mei 2021tot aan de dag der voldoening;
niet betaling 187 (honderdzevenentachtig) dagen gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
€ 1.792,48;