ECLI:NL:RBZWB:2021:5672

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 november 2021
Publicatiedatum
9 november 2021
Zaaknummer
AWB- 20_4957
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep tegen UWV over WIA-uitkering

In deze zaak heeft verzoekster beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 17 januari 2020, waarin het recht op een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) werd afgewezen. Op 29 juni 2021 heeft het UWV het eerdere besluit gewijzigd en vastgesteld dat verzoekster recht heeft op een IVA-uitkering met ingang van 10 september 2019. Na deze wijziging heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om veroordeling van het UWV in de proceskosten.

De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenveroordeling behandeld zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat, aangezien het UWV verzoekster tegemoet is gekomen, het UWV veroordeeld kan worden in de proceskosten. De rechtbank heeft de kosten voor rechtsbijstand vastgesteld op € 1.496,- en de reiskosten op € 12,62, wat leidt tot een totale proceskostenvergoeding van € 1.508,62.

Daarnaast heeft de rechtbank overwogen dat het betaalde griffierecht door het UWV vergoed moet worden, en verzoekster kan zich hiervoor wenden tot het UWV. De uitspraak is gedaan door rechter C.E.M. Marsé, in aanwezigheid van griffier M.I.P. Buteijn, en is openbaar uitgesproken op 9 november 2021. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/4957 WIA
uitspraak van 9 november 2021 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoekster] , te [naam woonplaats] , verzoekster,

gemachtigde: mr. M. Klompers,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV), verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV van 17 januari 2020 (bestreden besluit) over het toekennen van een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) met ingang van 10 september 2019.
In een besluit van 29 juni 2021 heeft het UWV het bestreden besluit gewijzigd, en bepaald dat verzoekster vanaf 10 september 2019 recht heeft op een IVA-uitkering.
Vervolgens heeft verzoekster het beroep ingetrokken, met het verzoek het UWV te veroordelen in de proceskosten. Het UWV heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid hierop te reageren. Het UWV heeft geen bezwaar tegen een proceskostenveroordeling, mits daarbij rekening wordt gehouden met het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, als het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het besluit van 29 juni 2021 dat het UWV aan verzoekster is tegemoetgekomen. Hierin ziet de rechtbank aanleiding het UWV te veroordelen in de door haar gemaakte proceskosten.
3. Op grond van artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, van het Bpb stelt de rechtbank de kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 748,- en wegingsfactor 1).
4. De door verzoekster genoemde reiskosten komen ook voor vergoeding in aanmerking. Deze reiskosten bedragen in totaal € 12,62, op basis van openbaar vervoer tweede klas.
5. Gezien het voorgaande wordt de totale vergoeding van verzoeksters proceskosten gesteld op een bedrag van € 1.508,62.
6. Met betrekking tot het griffierecht overweegt de rechtbank het volgende. Het betaalde griffierecht moet ingevolge artikel 8:41, lid 7, van de Awb worden vergoed door het betreffende bestuursorgaan. Verzoekster kan zich daarom met een verzoek om vergoeding van het betaalde griffierecht tot het UWV wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het UWV in verzoeksters proceskosten tot een bedrag van € 1.508,62.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.I.P. Buteijn, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 november 2021. De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.