ECLI:NL:RBZWB:2021:5666

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 november 2021
Publicatiedatum
9 november 2021
Zaaknummer
AWB - 21 _ 1213
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terecht opgelegde naheffingsaanslagen parkeerbelasting zonder geldige vergunning

Op 8 november 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende naheffingsaanslagen parkeerbelasting. De belanghebbende had beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Breda, die op 16 maart 2021 had besloten om naheffingsaanslagen op te leggen voor het niet betalen van parkeerbelasting. De rechtbank constateerde dat de belanghebbende in de periode van 1 tot en met 7 maart 2021 zijn auto had geparkeerd op een parkeerplaats waar parkeerbelasting verschuldigd was. De belanghebbende beschikte over een parkeervergunning die op 28 februari 2021 was verlopen, en had geen geldig parkeerkaartje gekocht. De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende zelf verantwoordelijk was voor het tijdig verlengen van zijn parkeervergunning en dat het niet ontvangen van een attenderingsbrief van de gemeente geen reden was om de naheffingsaanslagen niet te handhaven. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummers BRE 21/1213 tot en met 21/1215
uitspraak van 8 november 2021
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,

belanghebbende,
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Breda,

de heffingsambtenaar.

Procesverloop

Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van 16 maart 2021 van de heffingsambtenaar met betrekking tot de naheffingsaanslagen met aanslagnummers [aanslagnummer 1] , [aanslagnummer 2] en [aanslagnummer 3] .
De beroepen zijn besproken op de zitting van de rechtbank op 8 november 2021 in Breda. Namens de heffingsambtenaar heeft [heffingsambtenaar] telefonisch aan de zitting deelgenomen.
Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 27 juli 2021 aan belanghebbende op het adres [adres] te [woonplaats] , onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Belanghebbende is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Nu genoemde brief niet ter griffie is terugontvangen en uit informatie van PostNL is gebleken dat de brief op 28 juli 2021 aan belanghebbende op genoemd adres is uitgereikt, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden.
Na het sluiten van het onderzoek ter zitting heeft de rechtbank direct mondeling uitspraak gedaan. Daarbij is gewezen op de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen.

Overwegingen

1. Belanghebbende heeft in de periode van 1 maart tot en met 7 maart 2021 een auto met kenteken [kenteken] geparkeerd op een parkeerplaats aan de [straat] in Breda. Op deze locatie mag alleen tegen betaling van parkeerbelasting worden geparkeerd.
2.
Tijdens controles op voornoemde data en tijdstippen is voor de auto geen parkeerbelasting op aangifte voldaan. Daarom zijn aan belanghebbende zes naheffingsaanslagen parkeerbelasting opgelegd. De nageheven parkeerbelasting bedraagt per naheffingsaanslag € 66,80 (€ 2,30 aan parkeerbelasting en € 64,50 aan kosten).
3. Na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar drie naheffingsaanslagen vernietigd. De naheffingsaanslagen met betrekking tot de controles op 5, 6 en 7 maart 2021 zijn gehandhaafd.
4. Tussen partijen is in geschil of de heffingsambtenaar terecht de naheffingsaanslagen met betrekking tot de controles op 5, 6, en 7 maart 2021 heeft opgelegd.
5. Niet in geschil is dat belanghebbende op de controledata op de parkeerplaats zijn auto heeft geparkeerd en dat dit een parkeerplaats betreft waarvoor parkeerbelasting moet worden voldaan. De rechtbank stelt vast dat belanghebbende over een parkeervergunning voor dit gebied beschikte die geldig was tot en met 28 februari 2021. Op de datum van de controles was er derhalve geen geldige parkeervergunning in de auto aanwezig. Ook had belanghebbende geen parkeerkaartje gekocht.
6. Belanghebbende voert aan dat hij de brief van de gemeente waarin staat dat de parkeervergunning afliep nooit heeft ontvangen. Dit kan belanghebbende niet baten. De brief die de gemeente stuurt is slechts een service. Weliswaar zou het zo moeten zijn dat een attendering wordt verstuurd indien dit wordt aangegeven, maar indien dat niet gebeurt is dat geen reden om het niet (tijdig) verlengen van een parkeervergunning voor rekening van de heffingsambtenaar te laten komen. Belanghebbende is zelf verantwoordelijk voor het verlengen van zijn parkeervergunning. Het niet tijdig verlengen van de parkeervergunning, waardoor belanghebbende de naheffingsaanslagen heeft belopen, dient voor zijn rekening en risico te blijven.
7. Voor zover belanghebbende heeft bedoeld te stellen dat hij in die periode gebruik heeft gemaakt van zijn bezoekersvergunning kan hem dat eveneens niet baten nu een bezoekersvergunning immers is bestemd voor het parkeren door bezoekers, en niet door bewoners.
8. Gelet op het vorenstaande heeft de heffingsambtenaar terecht aan belanghebbende de naheffingsaanslagen opgelegd. De beroepen zullen daarom ongegrond worden verklaard.
9. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, rechter, in aanwezigheid van mr. R.J.M. de Fouw, griffier, op 8 november 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.