ECLI:NL:RBZWB:2021:5659

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 november 2021
Publicatiedatum
9 november 2021
Zaaknummer
02-800301-16 en 02-665771-16
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening van het onderzoek naar witwassen van grote geldbedragen en de noodzaak van nader onderzoek door het Openbaar Ministerie

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 9 november 2021, wordt de verdachte beschuldigd van het witwassen van aanzienlijke geldbedragen, waaronder € 483.800,00. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een onvolledigheid in het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden. Tijdens de zitting op 26 oktober 2021 hebben zowel de officier van justitie, mr. I.M.H. Masselink, als de verdediging hun standpunten gepresenteerd. De rechtbank heeft besloten dat er nader onderzoek moet worden verricht naar de herkomst en het doel van het geld, mede op basis van eerdere beslissingen in een klaagschriftprocedure. De verdachte heeft verklaard dat het geld afkomstig is van een persoon die het bestemd had voor de aanschaf van bouwmachines, maar heeft geen naam genoemd.

De rechtbank heeft de stukken in handen van de officier van justitie gesteld om het noodzakelijke onderzoek uit te voeren. De beslissing om het onderzoek te heropenen is genomen omdat de rechtbank van mening is dat het bewijs ten aanzien van het witwassen niet voldoende is onderzocht. De rechtbank heeft de zitting geschorst en bepaald dat het onderzoek op 24 januari 2022 om 13.00 uur zal worden hervat, waarbij de verdachte en zijn raadsman zullen worden opgeroepen. Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer, met mr. T.M. Brouwer als voorzitter, en is openbaar gemaakt op 9 november 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02/800301-16 en 02/665771-16
vonnis van de meervoudige kamer van 9 november 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1973 te [geboorteplaats]
wonende te [adres 1]
raadsman mr. C.C. Polat, advocaat te Breukelen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 26 oktober 2021, waarbij de officier van justitie, mr. I.M.H. Masselink, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging in de zaak met parketnummer 02/800301-16 is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. De tenlasteleggingen zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte harddrugs, wapens en munitie voorhanden heeft gehad en (grote) geldbedragen heeft witgewassen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.

4.De onvolledigheid van het onderzoek ter terechtzitting.

Tijdens de beraadslaging is gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest.
In de zaak onder parketnummer 02/800301-16 is verdachte onder feit 3 tenlastegelegd het (mede)plegen van (schuld)witwassen van contante geldbedragen van € 20.000,00 en
€ 483.800,00. Laatstgenoemd bedrag is onderwerp geweest van een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Dit klaagschrift is ingediend door [naam] , wonende te [land] , domicilie kiezende op het kantoor van [naam advocaat] te Utrecht. Stukken met betrekking tot dit klaagschrift zijn pas na de zitting van 23 april 2021 door de officier van justitie aan het dossier toegevoegd.
Tijdens een doorzoeking onder leiding van de rechter-commissaris op 13 mei 2016 in de woning van de ouders van verdachte op het adres [adres 2] werden in een schuur twee oude gasfornuizen aangetroffen. In één van de gasfornuizen werden meerdere pakketten met bankbiljetten aangetroffen. Achter de woning hing onder een overkapping een dakkoffer. Ook in deze dakkoffer werd een hoeveelheid bankbiljetten aangetroffen. In totaal bleek het om een bedrag van € 483.800,00 te gaan.
Zoals door de verdediging zelf ter zitting is gesteld, is ook de rechtbank van oordeel dat het vermoeden van witwassen er is als in een woning een dergelijk groot geldbedrag onder dergelijke omstandigheden wordt aangetroffen.
Omtrent de herkomst van het in de woning van de ouders van verdachte aangetroffen geldbedrag van € 483.800,00 heeft verdachte een verklaring afgelegd bij de politie op 31 oktober 2016, inhoudende:
“Over dat geld daarover kan ik een korte verklaring over afleggen. Het geld is van een persoon dat bestemd is voor de aanschaf van bouwmachines. Ik wist dat het geld bij mij ouders lag. Nogmaals dit is niet mijn geld, maar van een persoon wiens naam ik niet wens te vertellen.”
Ter zitting van 27 oktober 2021 is verdachte bij deze verklaring gebleven.
Bij beslissing van deze rechtbank op het klaagschrift d.d. 30 november 2017 is het klaagschrift ongegrond verklaard. Daarbij is, kort samengevat, overwogen dat uit de voorhanden zijnde stukken onvoldoende aannemelijk is geworden dat -specifiek- het in beslag genomen geldbedrag, geld betreft dat direct toebehoort aan deze gestelde schuldeiser, klager ( [naam] ). Dit klemt temeer, zo heeft de rechtbank overwogen, nu [verdachte] in zijn verhoor van 31 oktober 2016 zelf geen naam heeft genoemd van degene van wie het geldbedrag zou zijn. Voor de rechtbank was het, bij gebrek aan een verklaring op dit punt, niet duidelijk hoe een in dirham overhandigd bedrag thans in euro-pakketjes onder [verdachte] kan zijn aangetroffen.
Op een vraag van de verdediging ter zitting van 27 oktober 2021 aan de officier van justitie of er iets is gedaan met de beslissing op het klaagschrift en de stukken met betrekking tot het klaagschrift heeft de officier van justitie aangegeven dat dat niet het geval is.
In de hiervoor aangehaalde beslissing van de rechtbank d.d. 30 november 2017 is echter aangegeven (pagina 3, eerste alinea) dat het Openbaar Ministerie nader onderzoek doet naar de herkomst en het doel van het geld.
De rechtbank is in het kader van de beoordeling van het bewijs ten aanzien van het witwassen van genoemd bedrag van oordeel dat een nader onderzoek naar de verklaring van de verdachte op dit punt, mede gelet op hetgeen in de beslissing van de rechtbank van 30 november 2017 hierover is opgemerkt, namelijk dat het Openbaar Ministerie nader onderzoek doet naar de herkomst en het doel van het geld, alsnog verricht dient te worden.
De rechtbank zal daarom de stukken in handen van officier van justitie stellen teneinde het onderzoek te verrichten als bedoeld in de beslissing van de rechtbank van 30 november 2017.

5.De beslissing.

De rechtbank:
-
heropent en schorst het onderzoeken beveelt dat het onderzoek ter terechtzitting op
24 januari 2022 om 13.00 uur zal worden hervat;
-
beveelt de oproeping van verdachte en de raadsmantegen genoemd tijdstip waarop het onderzoek ter zitting zal worden hervat;
- stelt de stukken in handen van de officier van justitie, opdat zij het hierboven omschreven onderzoek uitvoert.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M. Brouwer, voorzitter, mr. P.A.M. Wijffels en mr. B.A.S.E. Maandag, rechters, in tegenwoordigheid van F.W.P.M. van den Goorbergh, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 9 november 2021.
Mr. Maandag is niet in de gelegenheid dit vonnis te ondertekenen.