In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 9 november 2021, wordt de verdachte beschuldigd van het witwassen van aanzienlijke geldbedragen, waaronder € 483.800,00. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een onvolledigheid in het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden. Tijdens de zitting op 26 oktober 2021 hebben zowel de officier van justitie, mr. I.M.H. Masselink, als de verdediging hun standpunten gepresenteerd. De rechtbank heeft besloten dat er nader onderzoek moet worden verricht naar de herkomst en het doel van het geld, mede op basis van eerdere beslissingen in een klaagschriftprocedure. De verdachte heeft verklaard dat het geld afkomstig is van een persoon die het bestemd had voor de aanschaf van bouwmachines, maar heeft geen naam genoemd.
De rechtbank heeft de stukken in handen van de officier van justitie gesteld om het noodzakelijke onderzoek uit te voeren. De beslissing om het onderzoek te heropenen is genomen omdat de rechtbank van mening is dat het bewijs ten aanzien van het witwassen niet voldoende is onderzocht. De rechtbank heeft de zitting geschorst en bepaald dat het onderzoek op 24 januari 2022 om 13.00 uur zal worden hervat, waarbij de verdachte en zijn raadsman zullen worden opgeroepen. Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer, met mr. T.M. Brouwer als voorzitter, en is openbaar gemaakt op 9 november 2021.