2.De feiten
Op grond van de niet of onvoldoende weersproken stellingen van partijen en de overgelegde producties wordt uitgegaan van de volgende feiten:
- [verweerder] , geboren [geboortedatum] , is sinds 1 februari 2007 in dienst bij [verzoekster] , laatstelijk in de functie van reclasseringsmedewerker regio Zuid met een salaris van € 4.120,-bruto per maand, vermeerderd met 8% vakantiebijslag en 8,33% eindejaarsuitkering.
- In de jaren 2013-2017 hebben geen beoordelingsgesprekken met [verweerder] plaatsgevonden, omdat zijn toenmalig leidinggevende deze niet voerde.
- In maart 2017 werd [naam 1] ( [naam 1] ) unitmanager en direct leidinggevende van [verweerder] . Vanwege langdurige medische behandeling vanaf juli 2017, werd dit overgenomen door Interim Manager, [naam 2] ( [naam 2] ).
- Op 8 mei 2018 heeft [verweerder] , naar aanleiding van een periodiek jaarlijks gehouden kwaliteitscontrole (audit) door een kwaliteitsfunctionaris, een beoordelingsgesprek gehad met [naam 2] , die het functioneren van [verweerder] als onvoldoende heeft beoordeeld.
- Het beoordelingsgesprek vermeldt – voor zover hier van belang – het volgende:
(…)”Algemene conclusie audit:
Gedreven werker die stuurt op de resultaatafspraken. Kan goed contact houden met cliënten. Echter een gemis aan methodisch werken waardoor plannen onvoldoende systematisch, effectief, efficiënt en professioneel worden opgesteld en aangestuurd. In de audit zijn er voldoende aandachtspunten voor ontwikkeling vastgelegd.
Ook van belang is een scherpere aandacht voor het werken in een gedwongen kader (sneller reageren op afwijkingen).
(…)
Aanvullende opmerkingen (…)
Beoordeling is beneden verwachting omdat hij al enige tijd beneden de norm zijn werk doet. Hij kan het echter beter, bewijst dit soms op piek momenten. [verweerder] kan zich vinden in deze beoordeling, is er echter niet blij mee. Aandachtspunten pakt hij conform afspraken op(…)”.
- Op 22 oktober 2018 is tussen [verzoekster] en [verweerder] een startgesprek gevoerd ten behoeve van een verbetertraject en partijen hebben op 8 november 2018 een verbeterplan ondertekend.
- Op 19 november 2018 heeft [verweerder] zich arbeidsongeschikt gemeld.
- Op 29 november 2018 is een probleemanalyse door de bedrijfsarts opgesteld, waarin de bedrijfsarts het volgende heeft geadviseerd:
“(…)Het doel van de re-integratie is om na adequate behandeling en herstel te hervatten in eigen functie. De prognose is gunstig, het herstel kan enkele weken tot maanden in beslag nemen. Het advies is om de komende 3 weken nog geen eigen of aangepast werk te hervatten. Ik adviseer om over ca. 3 weken een driegesprek te arrangeren tussen leidinggevende, werknemer en een onafhankelijke derde om goede afspraken te maken over de inhoud van het werk en taakverdeling. Vanaf week 52 kan werknemer weer hervatten in 4x4 uur / week aangepast werk dat rekening houdt met zijn beperkingen, te denken valt aan planning van werkstraffen etc. Ik adviseer een herbeoordeling van de mogelijkheden als e.e.a. is uitgetest in de praktijk over ca. 6 weken(…)”.
- Op 24 december 2018 heeft [verweerder] een gesprek gehad met [naam 1] over afspraken in het kader van re-integratie. Naar aanleiding daarvan heeft [naam 1] onder meer het volgende aan [verweerder] bericht:
“(…)Beste [naam 3] ,
Vandaag hebben we het volgende afgesproken:
Je start per 3 januari voor 16 uur AG per week (4x4)
Je hoeft met je oude zaken niets meer te doen, deze zijn allemaal verdeeld
Je gaf aan dat je 4 a 5 dossiers hebt van je oude caseload die voldoen aan de kwaliteitseisen, graag via de mail doorgeven welke dat zijn
Je krijgt 4 nivo 1 zaken op je naam, je kan deze vanaf t begin met een schone lei en zonder teveel druk oppakken (stuur deze in een aparte mail)
Op 4 januari staat nog een afspraak met [naam 9] , die gaat gewoon door
Het verbeterplan gaat 3 maanden “on hold”, [naam 9] blijft wel mentor cfr de afspraken zoals deze zijn gemaakt
Na deze 3 maanden zal er een beoordeling plaatsvinden of het verbeterplan van kracht is(…)”
- Voornoemde re-integratie afspraken zijn bij e-mail van 8 januari 2019 door de personeelsadviseur nogmaals bevestigd en door [verweerder] per e-mail van 11 januari 2019 akkoord bevonden
- [verweerder] heeft per 3 januari 2019 zijn werkzaamheden gedurende 16 uur (4x4) opgepakt.
- Op 1 april 2019 heeft een eerste evaluatiegesprek plaatsgevonden met [verweerder] in het kader van zijn re-integratie. Het gespreksverslag van het gesprek 1 april 2019 vermeldt onder meer het volgende:
“(…) [naam 3] geeft aan dat er meer berusting is en dat hij minder moeite heeft met de situatie zoals deze nu is. Dit wordt door [naam 9] bevestigd en gezien wordt dat een stijgende lijn waarneembaar is. Er is bij [naam 3] waarneembaar dat er een compassie is naar de cliënt maar dat deze compassie naar het werk in zijn totaliteit er nog niet is. voor [naam 3] is werk werk en de hoop is dat de spirit er weer in komt. Zijn registratie, evaluatie, overeenkomsten maken en de controlerende en sturende kant in het proces is op dit moment goed. [naam 3] geeft aan grip te hebben en zoals de opzet nu is gaat het goed. Waar [naam 3] last van heeft is dat hij 4 tot 5 cliënten heeft en dat is prima voor de balans. Echter, 4x4 uur werken en op de werkvloer aanwezig zijn is soms wat veel. [naam 3] is dan klaar met zijn werkzaamheden en er komen geen vragen collega’s. Om te blijven staren naar een beeldscherm roept frustratie op. [naam 3] zou er graag iets bij doen of meer cliënten. Collega’s lastig vallen met prietpraat wil hij ook niet.
Extra taken is kwetsbaar omdat dan de focus van het werk ergens anders komt te liggen. We kiezen ervoor om de caseload naar 5 tot 6 cliënten te brengen. Dat is 1 cliënt meer en geeft misschien net genoeg werk voor de uren die [naam 3] heeft(…)”.
- In april 2018 heeft waarnemend leidinggevende [naam 4] ( [naam 4] ) een periodieke evaluatie in het kader van Wet Verbetering Poortwachter opgesteld, welk formulier door [naam 4] en [verweerder] is ondertekend.
- Op 14 mei 2019 heeft een tweede evaluatiegesprek plaatsgevonden met [verweerder] in het kader van zijn re-integratie. Het gespreksverslag van het gesprek 14 mei 2019 vermeldt onder meer het volgende:
“(…)Afspraken waarop deze evaluatie is gebaseerd
De afspraken staan vermeld in het evaluatieverslag van 01-04-2019. In deze evaluatie kijken we samen wat de stand van zaken is en hoe het met [naam 3] gaat. Tevens wordt voorafgaand vermeld dat het verbeterplan, behorende bij het verbetertraject, in de ”ijskast” staat. Wij gaan ervan uit dat de ingezette weg voldoende vooruitgang geeft waardoor het niet nodig is om het verbeterplan te actualiseren.
[naam 3] oogt ontspannen en ziet er beter uit dan bij de vorige evaluatie. [naam 3] geeft aan dat hij ook rustiger is. Hij werkt nu 4 x 4 uur met een caseload van 4/5 niet gecompliceerde cliënten. Daarnaast heeft [naam 3] geen ander extra taken(…)”.
- Op 9 juli 2019 heeft een derde evaluatiegesprek plaatsgevonden met [verweerder] in het kader van zijn re-integratie. Het gespreksverslag van dit gesprek vermeldt onder meer het volgende:
“(…)De afgelopen periode hebben [naam 3] en [naam 9] elkaar niet veel gesproken dus is het lastig om aan te geven wat er concreet veranderd is. Het is van belang om door te blijven gaan op de ingeslagen weg. [naam 3] geeft aan dat zaken waar hij in het verleden strijd om had en waar hij in moest veranderen nu weer worden teruggedraaid en het weer anders moet. Dit is wel lichtelijk frustrerend. Dat gezegd hebbende gaat de blik weer op vooruit.
Er is gesproken met de waarnemende UM, [naam 4] , en met [naam 3] en [naam 9] over wat meer uitdaging voor [naam 3] . Men heeft deze gevonden in het screenen ven matchen van nieuwe zaken(…) [naam 3] is hier goed in, vindt dit leuk en het team is ermee gebaat.(…)
De caseload van [naam 3] blijft staan op 4/6 zaken en [naam 3] blijft tot nader order 4x4 uur per week werken. [naam 3] heeft wel een paar gehad dat hij meer werkte maar dat voelde niet goed.
Daarnaast bakent [naam 3] zijn caseload nog af en neemt alleen cliënten aan die “goed” voelen en die niet in zijn allergie zitten. Ook hierin zal [naam 3] moeten gaan opbouwen zodat hij ook cliënten die hem niet zo liggen, waar hij niet zo’n klik mee heeft, en die hij toch moet bedienen(…)”.
- Medio juli 2019 heeft [verweerder] adviseur Personeel & Organisatie [naam 5] ( [naam 5] ) telefonisch, en daarna per e-mail van 16 juli 2019, verzocht om het verbeterplan uit zijn personeelsdossier te verwijderen.
- Bij e-mail van 22 juli 2019 heeft [naam 5] onder meer het volgende aan [verweerder] bericht:
“(…)Naar aanleiding van ons telefoongesprek heb ik met [naam 4] besproken.(…)
Overigens heeft zij mij bevestigd dat de focus nu inderdaad ligt op jouw volledige en succesvolle terugkeer in het werk.
Mijn advies aan jou is dat ook jij je hierop focust en dat je eventuele aandachtspunten/aanwijzingen die jou tijdens jouw reïntegratie worden aangereikt ter harte neemt. Die aanwijzingen en jullie afspraken hierover dienen immers ook het (kwaliteitsbelang)belang van het/jouw werk in brede zin en dat belang is er altijd. Het betekent dus niet – zoals jij concludeert – dat het verbetertraject nog steeds in werking is(…)”.
-Daarop heeft [verweerder] bij e-mail van 22 juli 2019 als volgt gereageerd:
“(…)Ik zou heel graaf de focus leggen op mijn herstel.
Er zijn echter zoveel dingen gezegd en gedaan dat ik het vertrouwen kwijt ben.
Ik zou graag zien dat er alsnog een beoordeling gaat plaatsvinden conform de gemaakte afspraken.(…)
En het dossier zegt nog steeds dat het verbeterplan in werking is.
Als dit niet zo is wil ik dit document uit mijn dossier verwijderd hebben.
Hier wil ik graag een duidelijk antwoord op(…)”.
- Op 26 juli 2019 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [verweerder] en [naam 4] , over onder meer het verzoek van [verweerder] tot verwijdering van het verbeterplan uit zijn personeelsdossier, naar aanleiding waarvan een gespreksverslag is opgemaakt, waarin het volgende wordt vermeld:
“(…)Afspraken
Om enigszins structuur aan te brengen in dit dossier en bij [naam 3] spreken we het volgende af;
De gespreksverslagen die zijn gemaakt worden zowel onder verzuim als F&B weggeschreven in het digitale personeelsdossier. (inmiddels gedaan)
De beoordeling die gedaan zou moeten worden na 3 maanden na het opstellen van het verbetertraject zal alsnog worden gedaan op 3 oktober. Er staat dan al een afspraak samen met [naam 9] , die laten we doorgaan en dat wordt tevens een beoordeling. Deze beoordeling zal gedaan worden door [naam 11] (en [naam 9] ) zodat wordt voorkomen dat een nieuwe unitmanager weer van voor af aan moet gaan starten. Dit is gezien het proces waarin [naam 3] zich bevindt niet wenselijk.
In de beoordeling wordt gekeken of het huidige verbetertraject zoals is opgesteld nog wel actief kan worden of dat er, mits noodzakelijk, een nieuw verbetertraject wordt uitgeschreven.
Het huidige verbetertraject zal en kan niet worden gebruikt tijdens ziek zijn van [naam 3] .
Het huidige verbetertraject blijft wel opgenomen in het dossier maar zal, als daartoe wordt besloten, als inactief worden beschouwd. Mocht dit het geval zijn dan zal daar een brief voor worden opgesteld welke in het dossier zal worden geplaatst.
Naast bovengenoemde afspraak zal [naam 11] een aanvraag indienen voor een oproep op het spreekuur van de ARBO arts (inmiddels gedaan)(…)”.
- Op 29 juli 2019 heeft [verweerder] zich wederom volledig arbeidsongeschikt gemeld.
- Op 22 augustus 2019 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [verweerder] en [naam 4] , waarin [verweerder] zijn onvrede heeft geuit over de begeleiding door [naam 2] en de manier waarop dit is vervolgd door [naam 1] , alsmede over het verbetertraject dat was gestart. [naam 4] heeft hierbij aangegeven dat de begeleiding weer zou worden overgenomen door [naam 10] . [verweerder] heeft daartegen bezwaar gemaakt en de wens geuit voor een overdracht aan een neutrale manager.
- Op 26 september 2019 en op 31 oktober 2019 heeft de bedrijfsarts toegenomen beperkingen geconstateerd bij [verweerder] en geoordeeld dat er geen benutbare mogelijkheden waren.
- Op 5 november 2019 heeft een gesprek plaatsgevonden met de regiodirecteur de heer [naam 6] ( [naam 6] ), waarin [verweerder] onder meer heeft verzocht om een andere leidinggevende en om vernietiging van de stukken betreffende het verbetertraject. Voorts is afgesproken dat er één aanspreekpunt zou komen, te weten de heer [naam 7] .
- Niet lang daarna heeft [verweerder] verschillende malen kenbaar gemaakt klachten te hebben ingediend tegen zijn voormalig leidinggevende en andere leidinggevenden binnen [verzoekster] .
- Op 26 november 2019 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen [verweerder] en [naam 7] waarbij afspraken zijn gemaakt over contactmomenten en waarin is gesproken over de eerstejaarsevaluatie. Aan het verzoek van [naam 7] om de eerstejaarsevaluatie digitaal te ondertekenen heeft [verweerder] geen gehoor gegeven.
- Op 3 december 2019 heeft [verweerder] aan [naam 7] gemaild dat hij contact met het UWV heeft gehad om een arbeidsdeskundige in te schakelen omdat in zijn ogen er op het terrein van re-integratie geen voortgang was bereikt omdat de afspraken uit het plan van aanpak niet waren nagekomen.
- In het weekend van 13 tot en met 16 december 2019 heeft [verweerder] diverse e-mails gestuurd naar [naam 7] , naar aanleiding van de vraag van [naam 7] aan [verweerder] waar hij klachten had ingediend. In deze e-mails heeft [verweerder] uiting gegeven aan zijn boosheid en frustratie over uiteenlopende onderwerpen en stelde hij onder meer woede uitbarstingen te hebben. Tevens heeft [verweerder] aangegeven geen gesprekken meer aan te gaan met het management.
- [naam 7] heeft op 16 december 2019 per e-mail aan [verweerder] kenbaar gemaakt dat het contact uitsluitend via de e-mail zou plaatsvinden en dat desgewenst persoonlijke gesprekken dienden te worden gehouden wanneer daar in het kader van ziekte- en herstelverloop aanleiding voor was. Tevens stelde [naam 7] het voorlopig ongewenst te vinden dat [verweerder] op kantoor zou komen.
- Op 18 december 2019 heeft [verweerder] een klacht ingediend tegen [naam 7] vanwege het niet meer mogen komen op kantoor, naar aanleiding waarvan [naam 6] [verweerder] heeft uitgenodigd voor een gesprek over deze klacht.
- [verweerder] heeft daarop per e-mail te kennen gegeven geen contact te willen hebben totdat aan door hem gestelde voorwaarden wat betreft de onderbouwing van het verbeterplan is voldaan en heeft een reeks uiteenlopende verwijten richting [verzoekster] gemaakt.
- Vervolgens heeft [naam 7] aan [verweerder] kenbaar gemaakt te willen heroverwegen hoe verder met [verweerder] contact te willen onderhouden.
- Op 3 februari 2020 heeft [naam 7] verslag gegaan van zijn inspanningen en geconcludeerd dat het hem niet lukt om zijn taak te vervullen, omdat naar zijn mening een onhoudbare situatie was ontstaan.
- Op 15 november 2019 heeft [verweerder] een klacht ingediend bij de klachtencommissie ongewenst gedrag van Reclassering Nederland tegen [naam 2] . Deze klacht is in december 2019 niet ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding door de klachtencommissie ongewenst gedrag.
- Tevens heeft [verweerder] bij de klachtencommissie ongewenst gedrag van Reclassering Nederland een 6-tal klachten ingediend tegen [naam 1] , betreffende het niet voldoen aan de criteria voor het inzetten van een verbetertraject en de inhoud van het verbeterplan, het niet nakomen van het plan van aanpak en het schenden van de privacy van [verweerder] . Deze klacht is op 16 juli 2020 ongegrond verklaard.
- Op 10 maart 2020 heeft [verweerder] bij de Algemeen directeur van [verzoekster] , de heer [naam 8] ( [naam 8] ), een klacht ingediend over [naam 6] betreffende het in twijfel trekken van zijn ziekte, het niet doen van onderzoek naar zijn dossier, het niet ondernemen van actie in verband met klachten ingediend tegen [naam 2] en [naam 1] .
- [naam 8] heeft bij e-mail van 20 maart 2020 aan [verweerder] voorgesteld in gesprek te gaan met behulp van mediation.
- De mediation is in april 2020 opgestart en in juni 2020 beëindigd.
- Op 20 oktober 2020 heeft [verweerder] een klacht ingediend tegen mevrouw [naam 13] (hoofd P&O) en [naam 5] in verband met overtreding van het mediationreglement.
- Eind 2019 heeft [verzoekster] een aanvraag voor een deskundigenoordeel ingediend bij het UWV. Op 3 januari 2020 heeft het UWV geoordeeld de inspanningen van [verzoekster] onvoldoende waren omdat het oordeel van de bedrijfsarts dat sprake was van geen duurzaam benutbare mogelijkheden, onvoldoende was onderbouwd. Geadviseerd werd om medische informatie op te vragen, waarna [verzoekster] de bedrijfsarts heeft ingeschakeld om dit te beoordelen. In februari 2020 oordeelde de bedrijfsarts dat de ernst van de beperkingen van [verweerder] waren toegenomen door opgelopen spanning over gesprekken over de re-integratie en door privé-omstandigheden. Voorts gaf de bedrijfsarts naar aanleiding van het deskundigenoordeel het advies om medische expertise in te winnen bij onderzoeksbureau [naam 12] .
- In maart 2020 heeft [verzoekster] aan [verweerder] voorgesteld om [naam 12] in te schakelen, waarop [verweerder] kenbaar heeft gemaakt geen medewerking te verlenen.
- Tevens heeft [verzoekster] in maart 2020 besloten de re-integratiebegeleiding in handen te leggen van een externe case-manager, de heer [naam 14] , die, op 17 maart 2020, na een eerste contact, heeft besloten zijn opdracht terug te geven.
- Op 3 september 2020 heeft een spreekuurbezoek bij de bedrijfsarts plaatsgevonden, ten behoeve van het geven van een eindoordeel. Omdat [verweerder] geen machtiging had ondertekend ten behoeve van het opvragen van medische gegevens door de bedrijfsarts heeft de bedrijfsarts aangegeven dat het moeilijk is om een medisch oordeel te geven over de belastbaarheid en is er een actueel oordeel opgesteld.
- Op 18 november 2020 is aan [verweerder] een WIA-uitkering toegekend, in de arbeidsongeschiktheidsklasse van 49,89%. Het UWV heeft geen loonsanctie opgelegd omdat zij van oordeel was dat [verzoekster] voldoende aan de op haar rustende re-integratieverplichting heeft voldaan.
- Op 2 december 2020 heeft [naam 8] een terugkoppeling gegeven op de door [verweerder] ingediende klachten ten aanzien van het niet naleven van de interne regels en aan [verweerder] bericht dat hij, na hij alle medewerkers waartegen de klachten gericht waren te hebben gesproken, geen aanleiding zag om de klachten verder te onderzoeken.
- Vanaf december 2020 heeft [verweerder] een stroom van e-mails aan medewerkers gestuurd met daarin klachten over leidinggevenden, waarin [verweerder] zich onder meer beklaagt over [verzoekster] en [verzoekster] aansprakelijk stelt voor uiteenlopende door hem gemaakte verwijten.
- [verzoekster] is tevergeefs met [verweerder] in overleg getreden over beëindiging van zijn dienstverband en heeft vervolgens en verzoek bij het UWV ingediend tot het verlenen van een ontslagvergunning. Het UWV heeft besloten dat het verzoek van [verzoekster] niet in behandeling kon worden genomen, omdat de verklaring van de bedrijfsarts dat binnen 26 weken geen herstel zal optreden ontbrak, vanwege het feit dat [verweerder] geen toestemming had gegeven voor het opvragen van medische gegevens bij zijn behandelaars.
- [verweerder] heeft op 10 april 2021 – voor zover hier van belang – het volgende bericht op Facebook geplaatst:
(…)”Maar wat nu als je als werknemer van de reclassering zeik wordt als gevolg van overbelasting?
Dan word je door leidinggevenden en zelfs de directie als crimineel gezien en behandeld. Je functioneert niet goed..(…)
Diezelfde leidinggevenden en directie halen dan alles uit de kast om je zsm te dumpen. Daarbij schroomt men niet om: fraude en valsheid in geschrifte te plegen, jouw medische gegevens alle kanten in te sturen zonder toestemming(…)
Er zijn een aantal zaken niet goed geregeld bij de reclassering.
Dat heb ik tijdens mijn ziekte boven gehaald en de directie daarmee geconfronteerd.
De enige oplossing voor hen is dan dat je zsm weggewerkt moet worden en de doofpot weer van het slot af moet.
Wetten overtreden en eigen protocollen, regels en afspraken niet opvolgen?
Je zou er haast een taakstraf voor geven.
Een (bijna ex) werknemer van de reclassering.
Delen mag(…)”.
- [verweerder] heeft voorts op 23 april 2021 – voor zover hier van belang – het volgende bericht op Facebook geplaatst:
“(..)Ik heb geen woord gelogen. Ja, er zijn leidinggevenden binnen Reclassering Nederland die zelfs strafbare feiten plegen.
De directie is hiervan op de hoogte en laat dit toe. Dan laat je zien dat je niet echt daadkrachtig bent of dat je je “collega’s” wilt beschermen.
Dat laatste is duidelijk het geval.
Er worden documenten vervalst, valse verklaringen afgelegd tegenover andere overheidsinstellingen, diagnoses van zieke medewerkers vliegen alle kanten op.
Bezwaren worden niet behandeld terwijl dat wettelijk verplicht is.
Er wordt actief samen gewerkt door leidinggevenden om medewerkers die slimmer zijn dan zij zelf buiten te werken.
Manager is in Nederland het synoniem geworden voor bedreigen, liegen en wetten overtreden.
Enkele managers binnen Reclassering Nederland hebben dit tot een ware kunst verheven.
Wolven in schaapskleren(…)”.
- Naar aanleiding van het verzoek van [naam 8] aan [verweerder] om negatieve berichten te verwijderen en zich daarvan te onthouden heeft [verweerder] gesteld dit niet te zullen doen en op Facebook het volgende bericht geplaatst:
(…)”Ik zie de 3de sommering om mijn berichten te verwijderen tegemoet.
Dat zal echter niet gaan gebeuren. Dit is nl geen fake nieuws. Het gebeurt echt.
Gelukkig hebben we nog altijd de vrijheid van meningsuiting(…)”.
- Voorts heeft [verweerder] onder meer op 23 april 2021 aan [verzoekster] kenbaar gemaakt het dossier betreffende de manier waarop met hem omgegaan is door [verzoekster] voor te willen leggen aan het ministerie van justitie, het ministerie van sociale zaken en aan het openbaar ministerie.
- Vervolgens heeft [verweerder] op 23 april 2021 opnieuw een bericht op Facebook geplaatst met daarin een uitgebreide beschrijving van zijn onvrede over [verzoekster] . Tevens heeft [verweerder] een uitvoerige e-mail gestuurd naar zijn collega’s waarin hij zich beklaagt over zijn situatie.
- Op 24 april 2021 heeft [verweerder] een e-mail over zijn onvrede gestuurd aan het Openbaar Ministerie. Deze e-mail vermeldt onder meer het volgende:
(…)”Ik heb reeds eerder mijn bezorgdheid uitgesproken over het handelen van enkele leidinggevenden bij Reclassering.
Overtredingen diverse wetten
Protocollen, procedures regels en afspraken worden overtreden
De algemene directie is hiervan op de hoogte en weigert om hier onderzoek naar te doen.
De betreffende personen schenden hun eed en plegen zelfs strafbare feiten(…)”.
- Op 5 augustus 2021 heeft het UWV aan [verweerder] onder meer het volgende bericht:
“(…)U ontvangt een WIA-uitkering. Op 18 februari 2021 heeft u aan ons doorgegeven dat uw gezondheidssituatie is veranderd. Daarom heeft u een gesprek gehad met onze arts over de mogelijkheden om te werken.(…)
Volgens onze arts bent u niet meer ziek vanaf 3 augustus 2021. U bent daarom niet arbeidsgeschikt meer(…)”