ECLI:NL:RBZWB:2021:5619
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening sluiting pand op grond van de Opiumwet
Op 5 november 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers, een winkelier en zijn partner, een voorlopige voorziening vroegen tegen de sluiting van hun pand door de burgemeester van Breda. De sluiting was gebaseerd op de Opiumwet en zou ingaan op 9 april 2021 voor een periode van zes maanden. Verzoekers stelden dat de sluiting hen financieel zou schaden en dat zij niet konden wachten op de uitspraak in de hoofdzaak. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat verzoekers niet voldoende spoedeisend belang hadden bij hun verzoek. De rechtbank merkte op dat een financieel belang op zichzelf geen reden is voor het treffen van een voorlopige voorziening, tenzij er sprake is van een financiële noodsituatie. Verzoekers hadden niet aangetoond dat het voortbestaan van hun bedrijf in gevaar was en hadden bovendien te lang gewacht met het indienen van hun verzoek. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen evident onrechtmatig besluit was en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. Er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken, en tegen deze uitspraak stond geen rechtsmiddel open.