ECLI:NL:RBZWB:2021:5618

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 november 2021
Publicatiedatum
5 november 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 8497
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding in belastingzaak over inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen

Op 5 november 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke zaak, waarbij belanghebbende een verzoek indiende om de inspecteur van de Belastingdienst te veroordelen in de proceskosten. Dit verzoek was gebaseerd op artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en volgde op de intrekking van het beroep betreffende de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 2018. De inspecteur heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om te reageren op het verzoek van belanghebbende. De rechtbank heeft de te vergoeden kosten voor juridische bijstand vastgesteld op € 1.013, gebaseerd op het tarief vermeld in het Besluit proceskosten bestuursrecht. Dit bedrag omvat kosten voor het indienen van zowel een bezwaarschrift als een beroepschrift. Daarnaast heeft belanghebbende € 48 aan griffierecht betaald, maar de rechtbank kon de inspecteur niet veroordelen tot vergoeding van dit griffierecht, hoewel de inspecteur dit uit zichzelf moet doen volgens de wet. De rechtbank heeft de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een totaalbedrag van € 1.013. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn per aangetekende post geïnformeerd. De uitspraak kan binnen zes weken na verzending worden aangevochten door middel van verzet bij de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 20/8497
uitspraak van 5 november 2021
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:75a in verbinding met artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de zaak tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,

belanghebbende,
en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

Betreft

Het verzoek van belanghebbende op grond van artikel 8:75a van de Awb om de inspecteur te veroordelen in de proceskosten.

Motivering

Belanghebbende heeft verzocht om een vergoeding van proceskosten in verband met de intrekking van het beroep betreffende de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 2018 met aanslagnummer [aanslagnummer]H.86.01.
De inspecteur heeft geen gebruik gemaakt van de door de rechtbank geboden mogelijkheid om te reageren op het verzoek van belanghebbende.
De rechtbank stelt de te vergoeden kosten voor juridische bijstand in de bezwaar- en beroepsfase vast op € 1.013. Dit bedrag is gebaseerd op toepassing van het tarief dat is vermeld in het Besluit proceskosten bestuursrecht (1 punt voor het indienen van een bezwaarschrift, met een waarde per punt van € 265; en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 748 en een wegingsfactor 1).
Belanghebbende heeft € 48 aan griffierecht betaald. De wet biedt niet de mogelijkheid om in deze procedure de inspecteur te veroordelen tot het vergoeden van griffierecht. De inspecteur moet dat echter wel uit zichzelf doen (artikel 8:41, zevende lid, van de Awb).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende van € 1.013.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.S. Nandram, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Krishnapillai, griffier, op 5 november 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,

de uitspraak te ondertekenen>
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 8:55, derde lid en artikel 8:106, eerste lid Awb).

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.