ECLI:NL:RBZWB:2021:5590

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 november 2021
Publicatiedatum
4 november 2021
Zaaknummer
AWB- 21_3299 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van vergunningen op grond van de Drank- en Horecawet en de Algemene Plaatselijke Verordening in Tilburg

In deze zaak heeft verzoekster, een restaurant in Tilburg, bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester van Tilburg om haar vergunning op grond van de Drank- en Horecawet en haar exploitatievergunning op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening in te trekken. Dit besluit ging in op 2 augustus 2021. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De burgemeester heeft echter aangegeven bereid te zijn om handhavende maatregelen op te schorten tot drie dagen na de uitspraak van de voorzieningenrechter, maar was niet bereid om de beslissing op bezwaar af te wachten.

De zitting was gepland op 31 augustus 2021, maar deze ging niet door omdat de burgemeester nieuwe feiten en omstandigheden had aangedragen die aanleiding gaven om het Landelijk Bureau Bibob om een aanvullend advies te vragen. Verzoekster trok haar verzoek om voorlopige voorziening in op 31 augustus 2021, maar vroeg wel om een proceskostenveroordeling voor de burgemeester. De burgemeester heeft hierop gereageerd en stelde dat het verzoek om proceskostenveroordeling afgewezen moest worden.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de burgemeester aan verzoekster is tegemoetgekomen door de handhavende maatregelen op te schorten. Dit was het gevolg van nieuwe feiten die door verzoekster waren aangedragen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de burgemeester in de proceskosten van verzoekster moet worden veroordeeld tot een bedrag van € 748,- en dat hij ook het betaalde griffierecht van € 360,- aan verzoekster moet vergoeden. Deze uitspraak is gedaan op 5 november 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/3299 HOREC VV
uitspraak van 5 november 2021 van de voorzieningenrechter op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam restaurant] , te [plaatsnaam] , verzoekster,

gemachtigde: mr. M.T.C.A. Smets,
en

de burgemeester van de gemeente Tilburg, verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 26 juli 2021 (bestreden besluit) van de burgemeester tot intrekking van haar vergunning op grond van de Drank- en Horecawet en intrekking van haar exploitatievergunning op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Tilburg met ingang van 2 augustus 2021.
Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De burgemeester heeft bij brief van 3 augustus 2021 aan de voorzieningenrechter bericht bereid te zijn eventuele handhavende maatregelen wegens het exploiteren van het restaurant zonder de daarvoor benodigde vergunningen op te schorten tot drie dagen na de uitspraak van de voorzieningenrechter. De burgemeester was niet bereid de beslissing op bezwaar af te wachten.
De voorzieningenrechter heeft vervolgens een zitting gepland op 31 augustus 2021.
Op 27 augustus 2021 heeft verzoekster de verzoeksgronden naar de rechtbank gestuurd.
Op 30 augustus 2021 heeft de burgemeester bericht dat de verzoeksgronden nieuwe feiten en omstandigheden bevatten die hem aanleiding geven om het Landelijk Bureau Bibob (LBB) te verzoeken een aanvullend advies uit te brengen. Dat aanvullende advies zal de burgemeester betrekken bij de heroverweging van het bestreden besluit. De burgemeester schort eventuele handhavende maatregelen wegens het exploiteren van de horeca-inrichting zonder de daarvoor benodigde vergunningen op tot twee weken na de beslissing op bezwaar.
De zitting van de voorzieningenrechter is niet doorgegaan vanwege deze mededeling van de burgemeester.
Verzoekster heeft het verzoek om voorlopige voorziening op 31 augustus 2021 ingetrokken, met het verzoek de burgemeester te veroordelen in de proceskosten.
De burgemeester heeft bij brief van 7 oktober 2021 gebruik gemaakt van de gelegenheid hierop te reageren. De burgemeester vindt dat het verzoek om hem in de proceskosten van verzoekster te veroordelen, moet worden afgewezen.
Bij brief van 21 oktober 2021 heeft de gemachtigde van verzoekster hierop gereageerd. Volgens hem moet het verzoek om proceskostenveroordeling worden toegewezen, omdat sprake is van een tegemoetkoming in het verzoek om voorlopige voorziening.

Overwegingen

1.
Wettelijk kader
Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb in samenhang bezien met artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb, kan de voorzieningenrechter, indien het verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2.
Tegemoetkomen?
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter blijkt uit de brief van 30 augustus 2021 dat de burgemeester aan verzoeker is tegemoetgekomen. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
Zoals de burgemeester ook zelf aangeeft in de brief van 7 oktober 2021 is de reden voor het besluit om handhavende maatregelen op te schorten tot twee weken na de bekendmaking van de beslissing op het bezwaarschrift, gelegen in voor de burgemeester nieuwe feiten en omstandigheden die pas door de onderbouwing van het verzoek om voorlopige voorziening van 27 augustus 2021 bij de burgemeester bekend zijn geworden.
Het betreft de liquidatie van DEF Transport B.V. per 1 juli 2021 en het op 26 augustus 2021 betalen van de nog openstaande vordering bij de Belastingdienst ad € 30.193,-. De burgemeester stelt dat met name het voldoen van de openstaande vordering bij de Belastingdienst effect kan hebben op gevaarsconclusie uit het advies van het LBB in deze zaak. Na kennisname van dit nieuwe feit vond de burgemeester dat hij in het kader van de zorgvuldige voorbereiding van de beslissing op bezwaar niet anders kon dan dit nieuwe feit voorleggen aan het LBB en eventuele maatregelen op te schorten.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is hier sprake van tegemoetkomen, omdat de burgemeester er in eerste instantie zelf voor heeft gekozen om niet de bezwaargronden van verzoekster en de volledige heroverweging in de bezwaarprocedure af te wachten alvorens uitvoering te willen geven aan het bestreden besluit. Daarom was verzoekster genoodzaakt zich tot de voorzieningenrechter te wenden om een voorlopige voorziening te vragen. Dat de toelichting op het verzoek tot voorlopige voorziening dan een nieuw feit bevat dat de burgemeester alsnog aanleiding geeft om de handhavende maatregelen op te schorten tot twee weken na de beslissing op bezwaar, is een gevolg van deze keuze van de burgemeester. De burgemeester is wel degelijk aan het verzoekster tegemoet gekomen.
De voorzieningenrechter ziet daarom aanleiding om de burgemeester te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 748,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, met een waarde per punt van € 748,‑ en wegingsfactor 1).
3.
Griffierecht
Nu de burgemeester aan verzoekster is tegemoetgekomen, ziet de voorzieningenrechter hierin aanleiding om de burgemeester tevens te veroordelen tot vergoeding van het door
verzoekster betaalde griffierecht.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • veroordeelt de burgemeester in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 748,-;
  • draagt de burgemeester op het betaalde griffierecht van € 360,- aan verzoekster te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.A. de Rooij, griffier, op 5 november 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.