In deze zaak heeft verzoekster, een restaurant in Tilburg, bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester van Tilburg om haar vergunning op grond van de Drank- en Horecawet en haar exploitatievergunning op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening in te trekken. Dit besluit ging in op 2 augustus 2021. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De burgemeester heeft echter aangegeven bereid te zijn om handhavende maatregelen op te schorten tot drie dagen na de uitspraak van de voorzieningenrechter, maar was niet bereid om de beslissing op bezwaar af te wachten.
De zitting was gepland op 31 augustus 2021, maar deze ging niet door omdat de burgemeester nieuwe feiten en omstandigheden had aangedragen die aanleiding gaven om het Landelijk Bureau Bibob om een aanvullend advies te vragen. Verzoekster trok haar verzoek om voorlopige voorziening in op 31 augustus 2021, maar vroeg wel om een proceskostenveroordeling voor de burgemeester. De burgemeester heeft hierop gereageerd en stelde dat het verzoek om proceskostenveroordeling afgewezen moest worden.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de burgemeester aan verzoekster is tegemoetgekomen door de handhavende maatregelen op te schorten. Dit was het gevolg van nieuwe feiten die door verzoekster waren aangedragen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de burgemeester in de proceskosten van verzoekster moet worden veroordeeld tot een bedrag van € 748,- en dat hij ook het betaalde griffierecht van € 360,- aan verzoekster moet vergoeden. Deze uitspraak is gedaan op 5 november 2021.