ECLI:NL:RBZWB:2021:5588
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in WIA-uitkeringszaak na intrekking beroep
Op 4 november 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) en een verzoekster, vertegenwoordigd door mr. A.M. van Geel. De zaak betreft een loongerelateerde WGA-uitkering die aan een (ex)-werknemer van verzoekster was toegekend met ingang van 13 september 2019. Verweerder had in een eerder besluit van 3 november 2020 het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard, waarop verzoekster beroep instelde. In een later besluit van 9 maart 2021 heeft verweerder het bestreden besluit gewijzigd en besloten de korting op de WIA-uitkering te laten vervallen. Hierop heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank overweegt dat, wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. In dit geval is verweerder tegemoetgekomen aan het beroep van verzoekster, waardoor het verzoek om proceskostenveroordeling als kennelijk gegrond wordt toegewezen.
De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 748,- voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en heeft verweerder tevens verplicht het door verzoekster betaalde griffierecht van € 354,- te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, en openbaar gemaakt op 9 november 2021.