ECLI:NL:RBZWB:2021:5584
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure na intrekking beroep
Op 4 november 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een verzoeker en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). De verzoeker had op 6 juni 2021 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het UWV op zijn aanvraag van 16 maart 2021 voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Na een besluit van het UWV op 10 juni 2021, heeft de verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenveroordeling behandeld zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat, wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. In dit geval is het UWV bereid om de proceskosten en het griffierecht te vergoeden.
De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 374,-, waarbij het gewicht van de zaak als licht is aangemerkt, conform de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep. Daarnaast is het UWV verplicht om het door de verzoeker betaalde griffierecht van € 49,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.