ECLI:NL:RBZWB:2021:5581

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 november 2021
Publicatiedatum
4 november 2021
Zaaknummer
AWB- 21_2916
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep tegen besluit omzettingsvergunning

Op 4 november 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. De verzoeker had op 7 juli 2021 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder op zijn bezwaar tegen een verleende omzettingsvergunning voor een pand. Verweerder had op 24 juni 2021 al op het bezwaarschrift beslist, maar dit was pas na de indiening van het beroep bekendgemaakt. De verzoeker trok zijn beroep in en vroeg om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dit verzoek. Verweerder gaf aan dat er al op het bezwaarschrift was beslist voordat het beroep werd ingediend, waardoor er geen sprake was van een niet-tijdig besluit. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank concludeerde dat het verzoek om vergoeding van de proceskosten kennelijk ongegrond was, omdat er geen niet-tijdig beslissen was geweest. De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/2916

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 november 2021 in de zaak tussen

[naam verzoeker] , te [plaatsnaam] , verzoeker

(gemachtigde: [naam gemachtigde verzoeker] ),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft bij brief van 7 juli 2021, door de rechtbank ontvangen op 8 juli 2021, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder op zijn bezwaar gericht tegen de verleende omzettingsvergunning voor het pand gelegen aan de [adres] te [plaatsnaam] .
Bij besluit van 24 juni 2021, verzonden op 5 juli 2021, heeft verweerder op het bezwaarschrift beslist.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoeker het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
Verweerder heeft de rechtbank meegedeeld dat zij naar aanleiding van het beroep niet geheel of gedeeltelijk aan verzoeker zijn toegekomen, omdat ten tijde van het indienen van het beroep reeds op het bezwaarschrift was beslist.

Overwegingen

De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
Voordat de rechtbank de vraag kan beantwoorden of er hier sprake is van geheel of gedeeltelijk tegemoetkomen aan verzoeker, dient de rechtbank eerst te beoordelen of het beroepschrift voldeed aan de vereisten als genoemd in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld (artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb). Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen (artikel 6:12, tweede lid, van de Awb).
De rechtbank stelt vast dat verweerder bij besluit van 24 juni 2021, verzonden op 5 juli 2021 op het bezwaarschrift van verzoeker heeft beslist.
Op het moment van indienen van het beroepschrift op 7 juli 2021 was er dus geen sprake van niet (tijdig) beslissen op het bezwaarschrift door verweerder. Het besluit was toen al genomen en bekendgemaakt.
Het verzoek om vergoeding van de proceskosten wordt daarom als kennelijk ongegrond afgewezen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 4 november 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.