ECLI:NL:RBZWB:2021:5533
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening inzake intrekking uitkering Participatiewet
Op 2 november 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een verzoekster en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom. De verzoekster had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 20 augustus 2021, waarbij haar uitkering op grond van de Participatiewet was ingetrokken. In het kader van deze procedure verzocht de verzoekster de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.
Volgens artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) was een zitting in deze zaak niet noodzakelijk. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoekster op 10 oktober 2021 per aangetekende brief was gewezen op de verplichting tot betaling van griffierecht, zoals voorgeschreven in artikel 8:82 van de Awb. De verzoekster werd geïnformeerd dat het griffierecht uiterlijk binnen twee weken moest worden betaald en dat bij niet-tijdige betaling het verzoek niet-ontvankelijk verklaard kon worden.
De voorzieningenrechter constateerde echter dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was ontvangen. Hierdoor werd het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak werd gedaan door mr. C.E.M. Marsé, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier, en werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.