Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van 29 oktober 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,
Procesverloop
Overwegingen
Feiten
Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
In geschil is of het UWV de ZW-uitkering van eiser terecht heeft beëindigd per 27 maart 2018.
De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Een enkele beperking is volgens hem te ruim genomen. In verband met de medicatie heeft de verzekeringsarts b&b in de FML een beperking opgenomen ten aanzien van verhoogd persoonlijk risico. De verzekeringsarts b&b heeft op 22 juni 2018 de FML aangepast.
De verzekeringsarts b&b heeft de door de psychiater geformuleerde beperkingen en suggesties vertaald naar de FML. Dit heeft geleid tot het stellen van aanvullende beperkingen. De beperkingen van eiser heeft de verzekeringsarts b&b opgenomen in de FML van 12 februari 2021.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 46,-- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.496,--.