ECLI:NL:RBZWB:2021:5530

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 oktober 2021
Publicatiedatum
2 november 2021
Zaaknummer
AWB- 18_5036
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging Ziektewet-uitkering en geschiktheid voor arbeid na medische beoordeling

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV van 9 juli 2018, waarbij zijn Ziektewet (ZW)-uitkering per 27 maart 2018 is beëindigd. De rechtbank heeft op 29 oktober 2021 uitspraak gedaan in deze zaak. Eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. E.C.H. van Loosbroek, heeft tijdens de zitting op 13 november 2018 zijn standpunt toegelicht. Het UWV was vertegenwoordigd door mr. B.H.C. de Bruijn. De rechtbank heeft het onderzoek heropend en deskundigen, waaronder een revalidatie-arts en een psychiater, ingeschakeld om de medische situatie van eiser te beoordelen. De revalidatie-arts concludeerde dat de klachten van eiser eerder op psychiatrisch gebied lagen, wat leidde tot een aanvullend onderzoek door een psychiater. De psychiater heeft op 4 december 2020 gerapporteerd, waarna de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) de FML (Functionele Mogelijkhedenlijst) heeft aangepast. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de ZW-uitkering terecht heeft beëindigd, omdat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten, omdat de functies die aan eiser zijn toegewezen, geschikt zijn. Eiser heeft recht op vergoeding van het griffierecht en proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.496,--. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 18/5036 ZW

uitspraak van 29 oktober 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

gemachtigde: mr. E.C.H. van Loosbroek,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 9 juli 2018 (bestreden besluit) van het UWV inzake zijn aanspraak op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 13 november 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. B.H.C. de Bruijn.
Bij beslissing van 18 december 2018 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en bepaald dat een revalidatie-arts als deskundige zal worden opgedragen onderzoek te verrichten en daarvan verslag uit te brengen.
De revalidatie-arts heeft op 23 september 2019 gerapporteerd. Om tot betrouwbare uitspraken te komen heeft de deskundige geadviseerd om een neuropsychologisch onderzoek te laten verrichten, indien nodig gesteund door een MRI-onderzoek. Als blijkt dat er geen onderliggende oorzaak aanwezig is kan een psychiatrische expertise nuttig zijn. De rechtbank heeft besloten dit advies op te volgen en heeft aan een neuropsycholoog gevraagd om als deskundige advies uit te brengen. Partijen zijn hierover geïnformeerd.
Op 30 december 2019 heeft de rechtbank het rapport van de neuropsycholoog ontvangen. De neuropsycholoog heeft gerapporteerd dat de klachten en beperkingen van eiser eerder op psychiatrisch gebied liggen dan op neurologisch gebied. Partijen hebben gereageerd op dit rapport. De rechtbank heeft vervolgens aanleiding gezien om een psychiater nader onderzoek te laten verrichten.
Op 4 december 2020 heeft de psychiater gerapporteerd. Partijen hebben over en weer gereageerd op dit rapport.
Desgevraagd heeft geen van de partijen aangegeven dat zij nog mondeling op zitting gehoord willen worden. Op 21 september 2021 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Feiten

1.
Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiser is werkzaam geweest als medewerker servicedesk. Voor dat werk is hij op 4 november 2016 uitgevallen als gevolg van een ongeval.
Het UWV heeft met ingang van 1 september 2017, toen zijn tijdelijke aanstelling bij een werkgever eindigde, aan eiser een ZW-uitkering toegekend. Bij besluit van 14 maart 2018 (primair besluit) heeft het UWV na een zogeheten eerstejaarsbeoordeling de ZW-uitkering van eiser beëindigd met ingang van 27 maart 2018. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Omvang geschil
2.
In geschil is of het UWV de ZW-uitkering van eiser terecht heeft beëindigd per 27 maart 2018.
Wettelijk kader
3.
De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
Als een verzekerde geen werkgever (meer) heeft en 52 weken arbeidsongeschikt is geweest heeft deze recht op ziekengeld als hij:
- ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 én
- slechts in staat is ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur met algemeen geaccepteerde arbeid waartoe hij met zijn krachten en bekwaamheden in staat is (artikel 19aa, eerste lid, en artikel 19ab, derde lid, van de ZW).
De mate van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek (artikel 19ab, eerste lid, van de ZW).
Toetsingskader
4. Niet in geschil is dat eiser 52 weken arbeidsongeschikt is geweest. Dit betekent dat het UWV terecht heeft beoordeeld of eiser in staat is met algemeen geaccepteerde arbeid meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. Bij een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35% bestaat er geen recht meer op een ZW-uitkering.
Medische beoordeling
5. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
5.1
De verzekeringsarts b&b heeft in bezwaar gerapporteerd dat er geen sprake is van actuele psychische stoornissen of een psychiatrisch ziektebeeld die aanleiding geven voor beperkingen. In de door de verzekeringsarts opgestelde FML is, volgens de verzekeringsarts b&b, in zeer ruime mate rekening gehouden met de door eiser ervaren belemmeringen.
Een enkele beperking is volgens hem te ruim genomen. In verband met de medicatie heeft de verzekeringsarts b&b in de FML een beperking opgenomen ten aanzien van verhoogd persoonlijk risico. De verzekeringsarts b&b heeft op 22 juni 2018 de FML aangepast.
Naar aanleiding van het rapport van de psychiater van 4 december 2020 heeft de verzekeringsarts b&b op 12 februari 2021 aanvullend gerapporteerd. De verzekeringsarts b&b heeft geen inhoudelijk commentaar op de rapportage van de deskundige.
De verzekeringsarts b&b heeft de door de psychiater geformuleerde beperkingen en suggesties vertaald naar de FML. Dit heeft geleid tot het stellen van aanvullende beperkingen. De beperkingen van eiser heeft de verzekeringsarts b&b opgenomen in de FML van 12 februari 2021.
5.2
Eiser heeft, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat hij meer beperkt moet worden geacht. Volgens eiser moet hij ook beperkt worden voor zijn hakkelende spraak en voor het hanteren van conflictsituaties.
5.3
De rechtbank is van oordeel dat het UWV door het opnemen van extra beperkingen in de FML van 12 februari 2021 uitvoering heeft gegeven aan het advies van de psychiater. In de FML is immers rekening gehouden met de aanvullende beperkingen die de psychiater in zijn rapport heeft gesteld. Ten aanzien van de hakkelende spraak van eiser heeft het UWV een beperking gegeven bij het aspect spreken, zodat hiermee rekening is gehouden. Uit de rapportage van de psychiater blijkt niet dat eiser vanwege zijn hakkelende spraak ook op andere aspecten beperkt moet worden. Eiser heeft hiervoor ook geen medische onderbouwing gegeven. Eiser wordt verder ook beperkt geacht ten aanzien van het hanteren van emotionele problemen van anderen en het uiten van gevoelens. Uit de rapportage van de psychiater blijkt niet dat eiser ook ten aanzien van het omgaan met conflicten moet worden beperkt. Eiser heeft voor zijn stelling dat dit wel moet geen medische onderbouwing gegeven. Bij de verdere beoordeling zal de rechtbank dan ook uitgaan van de beperkingen zoals deze zijn opgenomen in de FML van 12 februari 2021.
Geschiktheid voor de functies
6.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser: medewerker personeels- en salarisadministratie bank (Sbc-code 515090), behandelfunctionaris heffing (niv E) Belastingdienst (Sbc-code 532030) en archiefmedewerker pensioenfonds (Sbccode 315132).
6.2
De arbeidsdeskundige b&b heeft naar aanleiding van de gewijzigde FML van 12 februari 2021 getoetst of de geduide functies nog geschikt zijn voor eiser. De rechtbank verwijst naar het rapport van de arbeidsdeskundige van 3 maart 2021. De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiser geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. In het rapport van de arbeidsdeskundige b&b is inzichtelijk gemotiveerd dat eiser de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. De geduide functies kunnen daarom naar het oordeel van de rechtbank worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser.
Mate van arbeidsongeschiktheid
7. Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een ZW-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de ZW-uitkering terecht beëindigd per 27 maart 2018.
Conclusie
8. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd, omdat, zoals hiervoor is overwogen, het UWV pas in beroep de beperkingen juist heeft vastgesteld en de medische geschiktheid van eiser voor de functies voldoende heeft toegelicht. In zoverre was het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank laat echter de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand omdat, ook als rekening wordt gehouden met de juiste beperkingen, de eerder geduide functies onveranderd geschikt zijn voor eiser.
Proceskosten en griffierecht
9. Omdat het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiser te worden vergoed. De rechtbank zal het UWV veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1.496,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 748,‑ en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
  • draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 46,-- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.496,--.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Sierkstra, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 29 oktober 2021 en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.