In deze zaak hebben eisers, woonachtig in [plaatsnaam], een handhavingsverzoek ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Borsele. Dit verzoek was gericht tegen de verspreiding van houtrook afkomstig van een nabijgelegen adres. Het college heeft het verzoek op 20 april 2020 afgewezen, en dit besluit is later in een bestreden besluit op 5 november 2020 ongegrond verklaard. Eisers hebben hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerden dat het college onvoldoende onderzoek had verricht naar de houtrookoverlast en geen objectieve metingen had gedaan. De rechtbank heeft de zaak op 17 september 2021 behandeld.
Eisers stelden dat de houtrookoverlast een inbreuk vormt op hun privéleven, in strijd met artikel 8 van het EVRM. Ze voerden aan dat de gemeente onvoldoende had gedaan om de overlast te onderzoeken en dat de door hen verrichte metingen van fijnstof niet serieus werden genomen. Het college verdedigde zich door te stellen dat de ervaren overlast subjectief is en dat er geen duidelijke normen zijn om de overlast objectief vast te stellen. De rechtbank oordeelde dat het college terecht had afgewezen om handhavend op te treden, omdat er geen evident bewijs was van overmatige hinder en de door eisers ingebrachte metingen niet als objectief konden worden aangemerkt.
De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een inbreuk op artikel 8 EVRM en dat het beroep van eisers ongegrond was. De uitspraak werd gedaan door mr. T. Peters en is openbaar gemaakt op 5 november 2021.