ECLI:NL:RBZWB:2021:5524

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 november 2021
Publicatiedatum
2 november 2021
Zaaknummer
AWB- 20_10002
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing handhavingsverzoek tegen houtrookoverlast door gemeente Borsele

In deze zaak hebben eisers, woonachtig in [plaatsnaam], een handhavingsverzoek ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Borsele. Dit verzoek was gericht tegen de verspreiding van houtrook afkomstig van een nabijgelegen adres. Het college heeft het verzoek op 20 april 2020 afgewezen, en dit besluit is later in een bestreden besluit op 5 november 2020 ongegrond verklaard. Eisers hebben hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerden dat het college onvoldoende onderzoek had verricht naar de houtrookoverlast en geen objectieve metingen had gedaan. De rechtbank heeft de zaak op 17 september 2021 behandeld.

Eisers stelden dat de houtrookoverlast een inbreuk vormt op hun privéleven, in strijd met artikel 8 van het EVRM. Ze voerden aan dat de gemeente onvoldoende had gedaan om de overlast te onderzoeken en dat de door hen verrichte metingen van fijnstof niet serieus werden genomen. Het college verdedigde zich door te stellen dat de ervaren overlast subjectief is en dat er geen duidelijke normen zijn om de overlast objectief vast te stellen. De rechtbank oordeelde dat het college terecht had afgewezen om handhavend op te treden, omdat er geen evident bewijs was van overmatige hinder en de door eisers ingebrachte metingen niet als objectief konden worden aangemerkt.

De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een inbreuk op artikel 8 EVRM en dat het beroep van eisers ongegrond was. De uitspraak werd gedaan door mr. T. Peters en is openbaar gemaakt op 5 november 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/10002 GEMWT

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 november 2021 in de zaak tussen

[naam eiser 1] en [naam eiser 2] , te [plaatsnaam] , eisers,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Borsele, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 20 april 2020 (primaire besluit) heeft het college het verzoek van eisers om handhavend op te treden tegen de verspreiding van houtrook afkomstig van het adres [adres] te [plaatsnaam] , afgewezen.
In het besluit van 5 november 2020 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 17 september 2021.
Hierbij waren aanwezig eisers en [naam vertegenwoordiger college 1] en [naam vertegenwoordiger college 2] namens het college.
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van een uitspraak verlengd.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden
1. Eisers zijn woonachtig op het adres [adres 2] in [plaatsnaam] .
Bij wind uit noordelijke richting ervaren eisers overlast van het stoken van de houtkachel door de bewoners van het adres [adres] in [plaatsnaam] Eisers hebben last van stank in hun woning en geprikkelde ogen. Zij hebben op 10 februari 2020 bij het college een verzoek ingediend om hiertegen handhavend op te treden.
Bij het primaire besluit is dit verzoek tot handhaving afgewezen.
Tegen dit besluit hebben eisers op 28 mei 2020 een bezwaarschrift ingediend. Op 30 juni 2020 hebben zij het bezwaarschrift aangevuld.
Op 9 september 2020 heeft een hoorzitting bij de commissie bezwaarschriften plaatsgevonden. Deze commissie heeft op 21 oktober 2020 geadviseerd het bezwaar ongegrond te verklaren.
Geschil
2. In geschil is de vraag of het college het handhavingsverzoek van eisers terecht heeft afgewezen.
Standpunten van partijen
3. Eisers voeren aan dat het college in onvoldoende mate onderzoek heeft verricht naar de houtrookoverlast en geen objectieve metingen heeft verricht om de mate van overlast vast te leggen. Het raadplegen van de website www.stookoverlast.nu kan niet volstaan als betrouwbare bron voor het vaststellen van geuroverlast ter plekke. Dit levert strijd op met het zorgvuldigheidsbeginsel. Uit eigen metingen is gebleken dat de piekconcentraties van fijnstof ver uitkomen boven de WHO-advieswaarde voor het daggemiddelde. De eigen metingen kunnen worden gebruikt als indicatieve waarden om de overlast van houtrook aan te tonen. De hoge concentraties fijnstof gaan gepaard met sterke geuroverlast in de woning van eisers. Dit levert volgens eisers een inbreuk op het privéleven, en daarmee strijd met artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
(EVRM), op.
Verder hebben eisers aangevoerd dat zij hun woning niet kunnen ventileren overeenkomstig de geldende corona-maatregelen, als op het adres [adres] gestookt wordt. Particuliere houtstook is de belangrijkste bron van fijnstof en fijnstof is schadelijk voor de gezondheid van de mens. Onderzoek heeft uitgewezen dat de door de gemeente gegeven stooktips voor buurtvriendelijk stoken geen significante verlaging in de uitstoot van onder meer fijnstof bewerkstelligt.
4. Het college stelt zich op het standpunt dat het ervaren van houtrook een sterk subjectief karakter heeft, terwijl het vaststellen van hinder, wat dan ook nog overmatig moet zijn, een objectief karakter dient te hebben. De gemeente hanteert een beleid van voorlichting en kennisvergroting voor stokers gericht op het beperken en voorkomen van overlast. Zolang normstelling voor particuliere houtrook ontbreekt en er geen overmatige hinder is, wordt niet tot handhavend optreden overgegaan. Er wordt nader onderzoek ingesteld als er meerdere klachten van verschillende omwonenden zijn. Bij gebleken technische ongeschiktheid van de stookinrichting en/of bovenmatige hinderlijke houtrookoverlast wordt zonodig handhavend opgetreden. Zolang er geen duidelijke normen zijn om op objectieve wijze houtrookoverlast vast te stellen, kan niet gesteld worden dat de gemeente onvoldoende onderzoek heeft gedaan. De website www.stookwijzer.nu is geraadpleegd voor informatie om al dan niet een nader onderzoek ter plekke in te stellen. De door eisers verrichte metingen van fijnstof kunnen niet als objectieve metingen worden aangemerkt en bovendien zeggen de resultaten niets over de mate van geurhinder. Verder wijst het college op een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) van 16 december 2020 waaruit volgt dat er geen normstelling is aan de hand waarvan kan worden vastgesteld of sprake is van overlast. Van een dermate ernstige mate van overlast die een schending van artikel 8 EVRM oplevert, is niet gebleken.

Beoordeling door de rechtbank

5.1
Ten aanzien van de beroepsgrond van eisers dat het college onvoldoende heeft onderzocht of sprake is van houtrookoverlast, overweegt de rechtbank het volgende. Nadat eisers het handhavingsverzoek in februari 2020 hebben ingediend, heeft het college regelmatig de website www.stookwijzer.nu geraadpleegd om te bezien of er een negatief stookadvies voor de omgeving van de [straatnaam] was afgegeven. Dat was in die maand niet het geval. Omdat de wind niet uit noordelijke richting kwam, waarbij eisers met name overlast ervaren, heeft het college geen aanleiding gezien om ter plaatse een controle uit te voeren door de toezichthouder. Op 2 maart 2020 kwam de wind wel uit noordelijke richting en is op de hiervoor genoemde website een negatief stookadvies afgegeven. De toezichthouder is op deze datum ter plaatse geweest om waar te nemen of sprake was van overmatige houtstooklucht.
De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek beperkt is geweest nu slechts eenmaal een ambtenaar ter plaatse is geweest om te ruiken of sprake was van overmatige geurhinder. Het college had meer onderzoek kunnen doen. Dit laat echter onverlet dat dit onderzoek, zelfs als het was uitgevoerd door een zogenaamde gecertificeerde neus, niet had kunnen bijdragen aan het door eisers gewenste resultaat, namelijk het vaststellen van overmatige houtrookoverlast. Er zijn immers geen normen vastgesteld waaraan getoetst kan worden. Verder bestaan geen algemeen aanvaarde inzichten ten aanzien van de vraag of, en zo ja, onder welke omstandigheden en bij welke frequentie, rook, afkomstig van gebruik van een houtkachel schade aan de mens toebrengt. Het door eisers ingebrachte kennisdocument ‘Houtstook in Nederland’ geeft geen eenduidige norm bij welke mate van blootstelling onder welke frequenties en omstandigheden de rook schadelijk is voor de gezondheid. De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StAB) geeft in het rapport ‘Gezondheids- en hindereffecten door houtkachels van particulieren’ evenmin een norm, maar een advies dat slechts wordt gezien als een eerste aanzet voor een handhavingssysteem. Nu een toetsingskader ontbreekt, kan overmatige rookhinder alleen worden vastgesteld als er evident sprake van is, bijvoorbeeld als het letterlijk zwart ziet van de rook. Daarvan is niet gebleken.
5.2
Eisers hebben verder aangevoerd dat door de weigering van het college handhavend op te treden tegen het gebruik van de houtkachel in verband met de privésfeer in strijd met artikel 8 van het EVRM wordt gehandeld.
In artikel 8 van het EVRM is bepaald dat een ieder het recht heeft op respect voor zijn privéleven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie. Volgens vaste rechtspraak van het EHRM kent het EVRM geen uitdrukkelijk recht toe op een schone en stille omgeving, maar kan artikel 8 in het geding zijn indien de overlast zo is dat die de betrokkene in ernstige mate in zijn gezondheid treft of hem belet in zijn woongenot en zijn privé- of gezinsleven (zie bijvoorbeeld EHRM Jugheli tegen Georgië, arrest van 13 juli 2017, ECLI:CE:ECHR:2017:0713JUD003834205, punt 62 en de daar aangehaalde rechtspraak). Naar het oordeel van de rechtbank is zulke overlast in dit geval niet aan de orde en is er geen sprake van een inbreuk op artikel 8 EVRM.
5.3
Onder deze omstandigheden heeft het college het handhavingsverzoek naar het oordeel van de rechtbank terecht afgewezen.
Conclusie
6. Het beroep is ongegrond. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid van mr. N. Graumans, griffier, op 5 november 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.