ECLI:NL:RBZWB:2021:552
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake NOW-3 voor behoud van werkgelegenheid
Op 11 februari 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster, een B.V. gevestigd te [plaatsnaam], een voorlopige voorziening heeft gevraagd met betrekking tot haar aanvraag voor de Derde tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW-3). Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 25 januari 2021, waarin haar aanvraag voor NOW-3 werd afgewezen. Tijdens de zitting op 9 februari 2021 heeft verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, haar standpunt toegelicht. De minister was vertegenwoordigd door een gemachtigde van het UWV.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster onvoldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat zij voldoet aan de voorwaarden voor de NOW-3. Er waren twijfels over de aard van het dienstverband van de medewerkster van verzoekster, de loonkosten en de loonadministratie. Ondanks dat verzoekster een aantal stukken heeft overgelegd, bleven er te veel vragen bestaan over de loonbetalingen en de verhouding tussen de omzet en het loon. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het bestreden besluit niet onrechtmatig is en dat verzoekster niet in aanmerking komt voor de gevraagde voorlopige voorziening. Het verzoek om schadevergoeding is eveneens afgewezen.
De voorzieningenrechter heeft benadrukt dat de bezwaarprocedure bedoeld is om eventuele onvolkomenheden in de besluitvorming te herstellen en dat de summiere motivering van het bestreden besluit kan worden aangevuld in de bezwaarprocedure. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.