ECLI:NL:RBZWB:2021:5519

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 november 2021
Publicatiedatum
2 november 2021
Zaaknummer
AWB- 18_7868
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit UWV inzake WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheidsevaluatie

In deze zaak heeft eiseres, een voormalig advocaat, beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 5 oktober 2018, waarin haar WIA-uitkering werd vastgesteld op een mate van arbeidsongeschiktheid van 41,19%. Eiseres was van mening dat deze beoordeling niet correct was en dat haar beperkingen onvoldoende waren erkend. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting op 23 oktober 2019 gehouden, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. M.H.G. van der Leest. Het UWV werd vertegenwoordigd door een gemachtigde.

De rechtbank heeft een deskundige ingeschakeld, verzekeringsarts drs. A.J. van der Burgh – Huurman, die op 23 maart 2020 een rapport heeft uitgebracht. De deskundige concludeerde dat eiseres al lange tijd te maken had met vermoeidheidsklachten en diverse lichamelijke pijnklachten, maar dat er bij medisch onderzoek weinig objectief vast te stellen was. De rechtbank heeft de conclusies van de deskundige niet volledig gevolgd, omdat zij de motivering niet overtuigend vond. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts van het UWV, die geen aanleiding zag voor een urenbeperking, zijn standpunt overtuigend had gemotiveerd.

Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres correct was vastgesteld op 41,9% en dat het UWV terecht de WIA-uitkering had vastgesteld. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak werd gedaan door mr. P.H.J.G. Römers op 1 november 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 18/7868 WIA

uitspraak van 1 november 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], te [plaatsnaam], eiseres,

Gemachtigde: mr. M.H.G. van der Leest
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 5 oktober 2018 (bestreden besluit) van het UWV inzake de toekenning van een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Middelburg op 23 oktober 2019. Eiseres was daarbij aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door [vertegenwoordiger]. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
Bij beslissing van 7 november 2019 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en een deskundige (verzekeringsarts drs. A.J. van der Burgh – Huurman) ingeschakeld.
Deze heeft op 23 maart 2020 een rapport uitgebracht. Partijen hebben daarop over en weer gereageerd.
Partijen hebben de rechtbank toestemming verleend zonder nadere zitting uitspraak te doen.
Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1.
Feiten
Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres is werkzaam geweest als advocaat voor 32 uur per werk. Voor dat werk is zij uitgevallen vanwege diverse klachten.
In een besluit van 11 april 2018 (primair besluit) heeft het UWV aan eiseres een WIA-uitkering toegekend met ingang van 25 mei 2018 naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 39,25%. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
In het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres gegrond verklaard en is de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 41,19%.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 25 mei 2018 heeft vastgesteld op 41,19 %.
3.
Wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
In het tweede lid is bepaald dat in het eerste lid onder duurzaam wordt verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie.
In het derde lid is bepaald dat onder duurzaam mede wordt verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiseres medische beperkingen heeft en
- of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
4.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
De verzekeringsarts heeft eiseres gezien op het spreekuur en de beschikbare medische gegevens bestudeerd. Volgens de verzekeringsarts is er sprake van beperkingen voor arbeid die voortkomen uit chronische pijnklachten in het kader van SOLK, hypermobiliteit syndroom, persisterende bekkenklachten na zwangerschap/bevalling en commotio cerebri (restklachten na). In het algemeen geldt dat eiseres hierdoor beperkingen heeft voor zwaardere belasting, zowel qua duur als intensiteit, op het gebeid van dynamische handelingen en statische houdingen. De eerder bij de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling vastgestelde belastbaarheid is onverminderd van toepassing. Er is geen aanleiding voor een urenbeperking, omdat er geen sprake is van een stoornis in de energiehuishouding, verminderde beschikbaarheid of op preventieve gronden (of een combinatie hiervan). De privé belasting vanuit bijvoorbeeld een relatie, gezin of sociale omstandigheden dienen buiten beschouwing te worden gelaten omdat het gaat om beperkingen voor arbeid die rechtstreeks veroorzaakt worden door ‘ziekte of gebrek’.
4.2
De verzekeringsarts b&b heeft eiseres gezien op de hoorzitting en daarbij lichamelijk en psychisch onderzoek verricht. Ook heeft hij het dossier bestudeerd, waaronder de medische gegevens die eiseres in bezwaar heeft ingeleverd. De verzekeringsarts b&b is van oordeel dat er in bezwaar geen evident nieuwe medische feiten naar voren komen die aanleiding geven tot wijziging van het medisch verzekeringsgeneeskundige oordeel per datum in geding. De klachten van eiseres zijn al jaren aanwezig in wisselende mate. Opvallend is dat afwezigheid uit het arbeidsproces als advocaat zeker niet tot klachtenreductie heeft geleid. Een algemeen geldend medisch advies in geval van hypermobiliteitssyndroom is om gedoseerd in beweging te blijven, zware statische belastingen te vermijden maar gedoseerd zo veel als mogelijk actief te zijn. Het zeer fors afzien van belasting werkt contra-revaliderend, zorgt voor een afname van de fysieke conditie, nog verdere slappe en minder stabiliserende werking van spieren en werkt verder invalidering in de hand. Dit lijkt ook bij eiseres aan de hand. Volgens de verzekeringsarts b&b is de vermoeidheid van eiseres een syndroom met lichamelijk niet goed verklaarde klachten. Het gaat om een samenspel van lichamelijke en psychosociale factoren. Dat eiseres ondanks dat zij niet meer werkt nog steeds veel klachten ervaart, maakt het waarschijnlijk dat andere factoren een rol spelen in het uitblijven van verbetering in de ervaring van de klachten, zoals coping, irreële gedachten over (on)mogelijkheden en deconditionering. Er moet echter worden uitgegaan van het objectiveerbare deel van de medische problematiek. De verzekeringsarts b&b volgt de redenering van de verzekeringsarts dat, omdat er al forse overige beperkingen zijn gegeven, er geen medische reden is om ook een urenbeperking toe te kennen. Er is geen reden om vanwege verminderde beschikbaarheid voor arbeid of uit preventief oogpunt een urenbeperking aan te nemen wanneer eiseres hervat in passende arbeid die voldoende rekening houdt met haar huidige beperkingen. Juist het hervatten in passende arbeid is voor eiseres van psycho-hygiënisch belang. Daarmee kan volgens de verzekeringsarts nog een aanzienlijke klachtenreductie worden bereikt. De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 28 maart 2018.
4.3
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat de verzekeringsartsen onvoldoende rekening hebben gehouden met haar aandoeningen en de daaruit voortvloeiende klachten en beperkingen. De verzekeringsarts b&b heeft wat eiseres heeft aangegeven uit zijn verband gehaald en doet vervolgens alsof eiseres tot veel meer in staat is dan het geval is. Eiseres doet alleen datgene wat niet kan wachten op anderen. Ook nadat eiseres is gestopt met het werk als advocaat blijft er sprake van (over)belasting omdat zij de zorg heeft voor drie kleine kinderen. Het werk als Babs leidt ook geregeld tot overbelasting. Bij eiseres is het hypermobiliteitssyndroom vastgesteld. In de informatie van het LUMC worden uitdrukkelijk vermoeidheid en pijnklachten benoemd. Er is dus niet slechts sprake van een subjectieve beleving. Anders dan wordt gesuggereerd, is er geen sprake van het afzien van forse belasting. Eiseres is vele jaren een aantal keer per week met fysiotherapie en zwemoefeningen bezig haar spieren en gewrichten te versterken en haar conditie te verbeteren. Anders dan de verzekeringsarts stelt, worden de vermoeidheidsklachten verklaard door gediagnostiseerde objectieve factoren en niet alleen door de subjectieve beleving van eiseres. De vermoeidheidsklachten kunnen afzonderlijk en in onderlinge samenhang verklaard worden door vrijwel alle aandoeningen van eiseres: hypermobiliteitssyndroom, tekort aan vitamine B12, vitamine D en foliumzuur, schildklieraandoening, PCO en prikkelbare darmsyndroom. De verzekeringsarts b&b gaat nauwelijks in op het vitamine B12-tekort en op de verwaarloosde hersenschudding. De verzekeringsarts b&b stelt ten onrechte dat er geen sprake is van een abnormale kromming in de rug/wervelkolom, maar er is sprake van scoliose (s-bocht in de ruggenwervels en scheefstand van de heupen). Eiseres heeft een verhoogde kans op hart- en vaatziekten en op diabetes type I en II. Volgens eiseres had er een urenbeperking aangenomen moeten worden gelet op haar lichamelijke en vermoeidheidsklachten in combinatie met de artsenbezoeken en therapieën. Eiseres heeft haar beroep onderbouwd met medische gegevens.
4.4
Naar aanleiding van het beroepschrift en de daarbij overgelegde medische informatie, heeft de verzekeringsarts b&b bezien of er reden is het eerder ingenomen standpunt te herzien. De verzekeringsarts b&b meent van niet. De klachten van de ovulatiebloeding zien toe op na datum in geding. Het betreft een zeer goed behandelbare aandoening waarvan eiseres naar verwachting geen toegenomen beperkingen zal ondervinden. In het regulier medisch circuit (ziekenhuis) is nimmer een vitamine B12 deficiëntie vastgesteld. Eiseres is niet bekend met een pernicieuze anaemia en ook zijn er geen neurologische afwijkingen die hierop wijzen. Over vitamine B12 substitutie bij het niet bestaan van bloedarmoede of neurologische afwijzingen bestaan veel controversen. Naar aanleiding van de eigen bevindingen en de aanwezige informatie komt de verzekeringsarts tot de conclusie dat er geen sprake is van nieuwe medische feiten of van een sterke achteruitgang van de al bekende medische feiten op grond waarvan het aannemelijk is dat de belastbaarheid fors verkeerd is ingeschat.
4.5
De rechtbank heeft aanleiding gezien verzekeringsarts A.J. van der Burgh – Huurman als deskundige in te schakelen. Deze heeft op 23 maart 2020 een rapport uitgebracht. De deskundige heeft eiseres gezien op het spreekuur en de beschikbare medische gegevens bestudeerd. De deskundige heeft gerapporteerd dat eiseres al zeer lange tijd vermoeidheidsklachten ervaart. Daarnaast ontstonden ook uitgebreide lichamelijke pijnklachten waarvoor een aantal diagnosen zijn gesteld, namelijk hypermobiliteit/fibromyalgie/bekkeninstabiliteit/Vitamine B12-deficentie/spastische darm. Ook is sprake van Hashimoto welke met medicatie goed is gesuppleerd. Alhoewel deze diagnoses vaak met een behoorlijke ziektelast en beperkingen gepaard gaan, is er bij medisch onderzoek weinig objectief vast te stellen. Omdat er sprake is van een discrepantie tussen de ernst van de geclaimde klachten en de objectief vast te stellen medische beperkingen, gaan de beperkingen in de FML vaak ook minder ver dat eiseres ze zelf zou stellen. Algemeen geldende adviezen zijn om gedoseerd in beweging te blijven en zwaardere piekbelasting te voorkomen. De deskundige kan in grote lijnen instemmen met de vastgestelde belastbaarheid, maar acht op de belastbaarheid van eiseres op een aantal punten meer beperkt. Ook acht zij van belang dat eiseres lopen, zitten en staan kan afwisselen. Gelet op de onderzoeksbevindingen acht zij eiseres niet in staat om langdurig te zitten. Voorts acht de deskundige een urenbeperking van 4 uur per dag, 20 uur per week aan de orde. Het hebben van chronische pijnklachten leidt tot een groot energieverbruik. Ook is er door de medische aandoeningen sprake van een gestoorde nachtrust, waardoor er sprake is van een beperkte mogelijkheid tot recuperatie. Zo ontstaat een vicieuze cirkel, waardoor vermoeidheid, pijn en overbelasting elkaar in stand houden.
4.6
Hoewel eiseres het niet volledig eens is met alle conclusies van de ingeschakelde deskundige, is zij van mening dat het rapport op zorgvuldige wijze is opgesteld.
4.7
Het UWV heeft in het rapport van de deskundige voorgelegd aan de verzekeringsarts b&b. Deze heeft geen aanleiding gezien het eerder ingenomen standpunt te herzien. De verzekeringsarts b&b heeft gerapporteerd dat er bij eiseres geen sprake van Dehlers Danlos. De te gebruiken diagnose luidt: hypermobiliteitssyndroom met andere bindweefselkenmerken. Er is sprake van een a-specifiek beeld, waarbij er geen luxaties, geen gewrichtsdeformaties, geen scoliose en geen vaatafwijkingen zijn. Deze aandoening heeft eiseres al vanaf de vroege jeugd, en daarmee heeft zij vele jaren voltijds as advocaat kunnen werken. De algemene aanbevelingen zijn, zoals de deskundige ook aangeeft, om te blijven bewegen om de stevigheid van de spieren en kapsels te waarborgen. Over het vermeende vitamine B12 tekort, stelt de verzekeringsarts dat er bij eiseres geen sprake is van een tekort aan een intrinsic factor, er is geen polyneuropathie en ook geen megaloblastaire anaemia, die obligaat moeten zijn bij een echt B12 tekort. De klachten bij eiseres blijven onvoldoende verklaard en zeer subjectief. Uit de literatuur haalt de verzekeringsarts b&b dat overtuigend bewijs voor een associatie tussen zogenoemde atypische klachten als duizeligheid, vermoeidheid en vermindering van het geheugen of concentratievermogen volstrekt ontbreekt. De verzekeringsarts b&b ziet, anders dan de deskundige, geen aanleiding voor een urenbeperking.
5.1
Als uitgangspunt geldt dat de bestuursrechter het oordeel van een onafhankelijke, door hem ingeschakelde deskundige volgt als de motivering van deze deskundige hem overtuigend voorkomt.
5.2
In dit geval ziet de rechtbank aanleiding de deskundige niet te volgen. Reden daarvoor is dat de motivering van de deskundige de rechtbank niet overtuigend voorkomt. De deskundige rapporteert dat er bij medisch onderzoek weinig objectief is vast te stellen en dat er sprake is van een discrepantie tussen de ernst van de geclaimde klachten en de objectief vast te stellen medische beperkingen. Toch neemt de deskundige (aanvullende) beperkingen aan ten aanzien van de FML items 4.19 ‘lopen tijdens werk’ , 5.1 ‘zitten’, 5.2 ‘zitten tijdens werk’ en 6. ‘werktijden’. Nu de deskundige zelf heeft gerapporteerd dat de klachten weinig medisch objectiveer zijn, acht de rechtbank onvoldoende gemotiveerd waarom desondanks (verdergaande) beperkingen worden aangenomen op de hiervoor genoemde FML-items. Dit geldt ook ten aanzien van de door de deskundige voorgestelde urenbeperking van 4 uur per dag, 20 uur per week. De verzekeringsarts b&b heeft naar het oordeel van de rechtbank inzichtelijk gemotiveerd waarom hij – anders dan de deskundige – geen aanleiding ziet voor een urenbeperking. Er is volgens de verzekeringsarts b&b bij eiseres weliswaar sprake van een disbalans tussen belasting en belastbaarheid, maar die heeft ook zeker te maken met de gezinssituatie van eiseres. Een zorgtaak voor drie kinderen mag geen invloed hebben op de beoordeling van de belastbaarheid. Dit omdat de zorgtaak in het gezin geen object is van de verzekering voor die wet, zoals bijvoorbeeld volgt uit CRVB:2008:BC2459. Gelet op de richtlijn ‘Duurbelastbaarheid in arbeid’ is er geen medische reden voor een urenbeperking. Er is geen sprake van een verminderde beschikbaarheid voor arbeid in verband met opname in een AWBZ erkende instelling dan wel deeltijdtherapie op indicatie van een BIG geregistreerde (para)medisch beroepsbeoefenaar. Er is geen sprake van een geobjectiveerde lichamelijke aandoening behoudens subjectief ervaren moeheid en pijnklachten en ook geen ernstig psychiatrisch syndroom. Vermoeidheid en subjectief ervaren pijnklachten zijn onvoldoende om uit te gaan van een verminderde energiehuishouding. Er is een normale long- en hartfunctie, er is geen spierziekte, noch zijn er endocrinologische afwijkingen.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts b&b het rapport van de deskundige op overtuigende wijze gemotiveerd weerlegd.
De rechtbank komt tot de conclusie dat niet is gebleken dat in de FML van 28 maart 2018 de beperkingen van eiseres zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
6.
Geschiktheid voor de functies
6.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: sociaal raadsman (Sbc-code 763050), studie- en beroepskeuze adviseur, decaan (Sbc-code 763080) en schadecorrespondent (Sbc-code 516080).
6.2
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar het rapport van de arbeidsdeskundige van 9 april 2018 en het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 2 oktober 2018. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Eiseres heeft aangevoerd het onbegrijpelijk te vinden dat zij ongeschikt wordt geacht voor haar eigen functie van advocaat, maar wel geschikt wordt geacht voor de functie van sociaal raadsvrouw. Het is haar niet duidelijk waarom een advocaat meer zou zitten dan een sociaal raadsvrouw. De rechtbank verwijst naar het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 2 oktober 2018. Daarin is inzichtelijk toegelicht dat de belastbaarheid op de aspecten 5.1 ‘zitten’ en 5.2 ‘zitten tijdens werk’ in de geduide functie van sociaal raadsvrouw, anders dan in de maatmanfunctie, niet wordt overschreden.
De rechtbank concludeert dat de hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
7.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies kan verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 41,9%. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Dit betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 25 mei 2018 heeft vastgesteld op 41,9%.
Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
8.
Proceskosten en griffierecht
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard is er geen reden voor een proceskostenveroordeling. Ook bestaat geen aanleiding om te bepalen dat het griffierecht aan eiser moet worden vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H.J.G. Römers, rechter, in aanwezigheid van mr. J.M. van Sambeek, griffier, op 1 november 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.