ECLI:NL:RBZWB:2021:5518
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening Tozo-uitkering en terugvordering door gemeente Breda
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een ondernemer, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. De zaak betreft de herziening van een Tozo-uitkering, die eiser had ontvangen in het kader van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo). Eiser had een Tozo-uitkering aangevraagd en ontvangen voor de periode van 1 maart 2020 tot en met 31 mei 2020. Echter, na een controle heeft het college vastgesteld dat eiser in die periode netto-inkomsten van € 3.350,- had gegenereerd. Hierop heeft het college besloten de Tozo-uitkering te herzien en het bedrag van € 3.350,- terug te vorderen.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze terugvordering en stelde dat hij in de toekenningsbeschikking en op de website van het college was geïnformeerd dat de Tozo-uitkering om niet zou zijn en dat hij deze niet terug hoefde te betalen. Het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard, waarna eiser beroep heeft ingesteld bij de rechtbank. Tijdens de zitting op 13 oktober 2021 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, terwijl het college werd vertegenwoordigd door mr. J.M.N. Packbier.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat eiser inderdaad inkomsten had verworven die in aanmerking moesten worden genomen bij de vaststelling van zijn recht op bijstand. De rechtbank oordeelde dat het college in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van de bevoegdheid tot terugvordering, ondanks de communicatie over de Tozo-uitkering. Eiser kon niet aantonen dat er sprake was van gelijke gevallen met andere ondernemers die niet geconfronteerd werden met terugvordering. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen reden gezien voor een proceskostenveroordeling.