ECLI:NL:RBZWB:2021:5515
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van een supermarkt
Op 1 november 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een belanghebbende, eigenaar van een supermarkt, en de heffingsambtenaar van de gemeente Vlissingen. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 2.133.000,- voor het kalenderjaar 2019. De belanghebbende maakte bezwaar tegen deze waarde, omdat hij van mening was dat de waarde maximaal € 1.690.000,- zou moeten zijn. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een zitting op 22 september 2021, waar de belanghebbende werd bijgestaan door zijn gemachtigde en de heffingsambtenaar werd vertegenwoordigd door een taxateur.
De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk had gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld. De waardepeildatum was 1 januari 2018 en de rechtbank volgde de heffingsambtenaar in zijn gebruik van de huurwaardekapitalisatiemethode voor de waardebepaling. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar de waarde van de supermarkt op basis van vergelijkingsobjecten en taxatierapporten adequaat had onderbouwd. De rechtbank verwierp de argumenten van de belanghebbende, waaronder de oppervlakte van de supermarkt en de relevantie van de aankoopprijs van een naastgelegen perceel.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van de belanghebbende ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.