ECLI:NL:RBZWB:2021:5457

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 oktober 2021
Publicatiedatum
29 oktober 2021
Zaaknummer
AWB- 20_8532
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering en medische beoordeling van arbeidsongeschiktheid

Op 29 oktober 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV van 18 augustus 2020, waarin de aanvraag voor een WIA-uitkering werd geweigerd. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting op 7 oktober 2021 gehouden, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. J.L.A.M. van Os. Het UWV werd vertegenwoordigd door een onbekende vertegenwoordiger.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres sinds 5 december 2017 niet meer in staat was om haar werk als schoonmaker/afwasser uit te voeren vanwege gezondheidsproblemen. Eiseres had op 20 augustus 2019 een WIA-uitkering aangevraagd, maar het UWV weigerde deze per 3 december 2019. De rechtbank heeft de medische beoordeling van het UWV onderzocht, waarbij de verzekeringsartsen de klachten en beperkingen van eiseres in hun rapportages hebben meegenomen. Eiseres heeft aangevoerd dat haar klachten onvoldoende zijn erkend en dat zij 80-100% arbeidsongeschikt is.

De rechtbank concludeert dat de verzekeringsartsen zorgvuldig hebben gehandeld en dat de medische beoordeling voldoende onderbouwd is. De rechtbank heeft geen reden gevonden om te twijfelen aan de belastbaarheid die in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) is neergelegd. De rechtbank heeft de geselecteerde functies voor eiseres als passend beoordeeld en vastgesteld dat het UWV terecht heeft geconcludeerd dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Daarom heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/8532 WIA

uitspraak van 29 oktober 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. J.L.A.M. van Os,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 18 augustus 2020 (bestreden besluit) van het UWV inzake de weigering een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 7 oktober 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger ] .

Overwegingen

1.
Feiten
Eiseres was vanaf 6 november 2007 werkzaam als schoonmaker/afwasser bij [naam bedrijf] (ex-werkgever) voor 25 uur per week. Voor dat werk is zij op 5 december 2017 uitgevallen vanwege gezondheidsproblematiek. Aansluitend ontving eiseres van het UWV per 5 december 2017 een ZW-uitkering.
Eiseres heeft op 20 augustus 2019 een WIA-uitkering aangevraagd bij het UWV.
Bij besluit van 10 september 2019 heeft het UWV aan de ex-werkgever van eiseres een verlengde loondoorbetalingsverplichting opgelegd tot 1 december 2020 vanwege het niet voldoen aan re-integratieverplichtingen.
Bij besluit van 18 november 2019 (primair besluit) heeft het UWV geweigerd per
3 december 2019 aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij besluit van 31 december 2019 heeft het UWV aan eiseres per 3 december 2019 een WW-uitkering toegekend.
Op 15 juli 2020 heeft een telefonische hoorzitting plaatsgevonden.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 3 december 2019.
3.
Wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
In het tweede lid is bepaald dat in het eerste lid onder duurzaam wordt verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie.
In het derde lid is bepaald dat onder duurzaam mede wordt verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiseres medische beperkingen heeft en
- of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
4.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
Verzekeringsarts Verwijst heeft eiseres gezien op het spreekuur van 16 oktober 2019, waarbij psychisch en lichamelijk onderzoek heeft plaatsgevonden, en heeft het dossier bestudeerd. De verzekeringsarts rapporteert op 16 oktober 2019 het volgende. Reumatoloog [naam reumatoloog] heeft op 5 februari 2018 vastgesteld dat sprake is van tendomyogene klachten bij (gegeneraliseerde) artrose en surmenage. Bij eigen onderzoek zijn er ook aanwijzingen voor lichte acceptatieproblematiek. Eiseres heeft hier nu geen begeleiding of behandeling voor. De verzekeringsarts acht eiseres in staat tot functioneren, omdat zij niet valt onder een van de uitzonderingscriteria voor geen benutbare mogelijkheden. De belemmeringen die eiseres ervaart, zijn grotendeels passend bij de onderliggende medische problematiek. De ernst van de ervaren belemmeringen kan niet geheel worden verklaard vanuit de onderliggende problematiek. Er worden aanwijzingen gevonden voor deconditionering (conditieverlies) en een inadequate (vermijdende) coping stijl. Eiseres is aangewezen op fysiek minder belastende werkzaamheden en vanwege de onderliggende problematiek gelden ook enkele beperkingen op persoonlijk en sociaal functioneren. De begeleiding door de bedrijfsarts is adequaat en hij heeft de belastbaarheid van eiseres adequaat ingeschat. Er is sprake van chronische medische problematiek (artrose), waarbij geen verbetering van de medische situatie wordt verwacht. Er is sprake van duurzaamheid van de gestelde beperkingen. Eiseres zal mogelijk door een behandeltraject gericht op het opbouwen van conditie en het op een andere manier omgaan met klachten minder belemmeringen ervaren in het functioneren. De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 16 oktober 2019.
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts] heeft eiseres gesproken op de telefonische hoorzitting van
15 juli 2020 en heeft het dossier bestudeerd. De verzekeringsarts b&b rapporteert op
23 juli 2020 het volgende. Verzekeringsarts Verwijst inventariseert het probleem goed. Er is geen sprake van geen benutbare mogelijkheden. De in de FML van 16 oktober 2019 aangenomen beperkingen zijn navolgbaar. Indien hier optimaal rekening mee kan worden gehouden, is overbelasting uitgesloten. De verzekeringsarts b&b begrijpt dat eiseres last heeft van haar pijnklachten, maar ziet in het bezwaar geen argumenten om aanvullende beperkingen aan te nemen. De prognose is door verzekeringsarts Verwijst goed ingeschat.
4.2
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV haar bezwaargronden herhaald en in beroep aangevoerd dat onvoldoende rekening is gehouden met de vele fysieke en psychische klachten en beperkingen. Zij dient 80-100% arbeidsongeschikt te worden geacht. Het is voor eiseres nauwelijks mogelijk om ADL-taken uit te voeren, laat staan om bedrijfsmatige werkzaamheden te verrichten. Eiseres heeft gepoogd te hervatten in arbeid gedurende tweemaal drie uur per week, maar dat mislukte, en ook een
re-integratietraject via Margolin liep mis. In de praktijk blijkt dat zelfs in beperkte mate repeterende bewegingen en de druk van productiewerk eiseres al te veel belasten.
4.3
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen volgt dat zij uitgebreid kennis hebben genomen van de klachten, de diagnoses, het medicatiegebruik en het dagverhaal van eiseres. Zo volgt uit de rapportages dat eiseres bekend is met de diagnoses hypothyreoïdie, tendomyalgie en artrose, maar ook dat eiseres heeft aangegeven dat zij zo veel fysieke en psychische belemmeringen ervaart – met name door pijnklachten – dat zij zich niet in staat acht tot enige arbeid. Ten aanzien van haar dagverhaal heeft eiseres onder andere aangegeven dat zij zelfstandig woont, dat zij
– weliswaar met rustpauzes – vier keer per dag haar hondje uitlaat, dat zij zelf kleine boodschappen doet, dat zij in etappes het huishouden doet en dat haar sociale contacten goed zijn. De verzekeringsarts heeft naar aanleiding hiervan in de FML van 16 oktober 2019 fysieke beperkingen en beperkingen in het persoonlijk en sociaal functioneren opgenomen.
In bezwaar en beroep bestrijdt eiseres dat het medisch onderzoek op een zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden, in die zin dat zij stelt dat de verzekeringsartsen onvoldoende rekening hebben gehouden met haar fysieke en psychische klachten en beperkingen. Wat eiseres in beroep hierover naar voren heeft gebracht, is grotendeels een herhaling van wat zij in de bezwaarfase al heeft aangevoerd. De rechtbank overweegt dat vaststaat dat deze informatie al in de bezwaarprocedure bij het UWV bekend was en door de verzekeringsarts b&b in de beoordeling is betrokken. Verder overweegt de rechtbank dat het begrijpelijk is dat eiseres uitgaat van de wijze waarop zij haar klachten beleeft. Ter zitting is nogmaals gebleken dat het UWV niet ontkent dat eiseres klachten ervaart en beperkingen heeft. De pijnklachten van eiseres zijn zeer invoelbaar. Het gaat bij een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling echter om de beperkingen die een medisch en objectiveerbaar gevolg zijn van ziekte, waarbij het verzekeringsgeneeskundige onderzoek dient plaats te vinden door een verzekeringsarts. De subjectieve beleving van eiseres is bij deze beoordeling niet doorslaggevend. Naar het oordeel van de rechtbank hebben de verzekeringsartsen voldoende onderbouwd rekening gehouden met de geobjectiveerde klachten van eiseres. Wat eiseres tegen het medisch onderzoek heeft aangevoerd, geeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen.
Van een schending van het beginsel van equality of arms is geen sprake. Uit het arrest Korošec volgt niet dat de rechter uit het oogpunt van equality of arms gehouden zou zijn in een situatie als hier aan de orde, waarin eiseres informatie van haar behandelaars in de procedure heeft kunnen brengen en de verzekeringsartsen die informatie inzichtelijk in de beoordeling hebben betrokken zodat deze door de rechtbank kan worden getoetst, een medisch deskundige te benoemen.
Niet gebleken is dan ook dat in de FML van 16 oktober 2019 de beperkingen van eiseres zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
5.
Geschiktheid voor de functies
5.1
Arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (b&b) [naam arbeidsdeskundige 1] heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: stikster (Sbc-code 111160), wikkelaar/wikkelaar EWS (Sbc-code 267053) en printmonteur conventioneel (Sbc-code 111180). Deze rapportage is getoetst en akkoord bevonden door arbeidsdeskundige b&b [naam arbeidsdeskundige 2] .
5.2
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar het rapport van arbeidsdeskundige [naam arbeidsdeskundige 3] van 29 oktober 2019 en het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 30 juli 2020. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Haar standpunt dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.3 heeft geconcludeerd, is die opvatting niet juist.
De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
6.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd per 3 december 2019.
Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
7. Proceskosten en griffierecht
Er is geen reden om een proceskostenveroordeling uit te spreken. Ook bestaat geen aanleiding om te bepalen dat het griffierecht aan eiseres moet worden vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.Z.B. Sterk, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. Pasmans, griffier, op 29 oktober 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.