Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van de meervoudige kamer van 26 mei 2021 in de zaak tussen
[naam eiseres] , wonende te [naam woonplaats] , eiseres,
De korpschef van politie, verweerder,
de Staat der Nederlanden (Minister van Justitie en Veiligheid), (Staat).
Procesverloop
Overwegingen
- De betrokkene dient de door hem gevraagde LFNP-functie gedurende minimaal drie jaar voorafgaand aan 1 juli 2016 ononderbroken uit te hebben geoefend. De vraag of de gewenste functie daadwerkelijk is uitgevoerd moet worden beantwoord aan de hand van de niveaubepalende elementen van die functie. Noodzakelijk is dat vastgesteld wordt dat door het uitoefenen van de tijdelijke werkzaamheden in overwegende mate is voldaan aan de niveaubepalende elementen van de andere functie. Deze zijn omschreven in het onderdeel ‘kern van de functie van de betreffende LFNP-functie’;
- De tewerkstelling dient schriftelijk te kunnen worden onderbouwd door de medewerker;
- De gewenste functie moet zijn ingericht in de nieuwe formatie. Er moet dus sprake zijn van werkzaamheden die vanuit het bedrijfsvoeringsbelang ook na de reorganisatie worden gecontinueerd;
- Het functioneren van de medewerker dient voldoende te zijn.
‘Het organiseren en aansturen van de uitvoering van vastgestelde plannen van aanpak, zodat de uitvoering van veiligheidsmaatregelen efficiënt en effectief verloopt. Dit houdt mede in:
- het – in afstemming met de leidinggevende – vertalen van de in het vastgestelde plan van aanpak benoemde collectieve activiteiten en resultaten naar individuele werkafspraken (concretisering in individuele activiteiten en resultaten) en van:
- het bewaken van de voortgang van de (individuele) werkafspraken, het in dat kader voeren van voorgangsgesprekken met betrekking tot de kwalitatief en kwantitatief geleverde prestaties in relatie tot de gemaakte uitvoerings-/randvoorwaardelijke afspraken met de hem toegewezen mensen, en;
- het informeren van de leidinggevende ten behoeve van het maken van resultaat- en ontwikkelafspraken, functionering en beoordeling.’
het opbouwen en onderhouden van (nieuwe) (werkterreingerelateerde) netwerken ten behoeve van een gezamenlijke aanpak van veiligheidsproblematiek en het maken van uitvoeringsafspraken, zodat de effectiviteit en efficiëntie van de uitvoering van de operationele politietaken en van aanpak van (werkterreingerelateerde) veiligheidsproblematiek wordt verhoogd.”
“het coachen en overdragen van kennis en vaardigheden als mentor; het vanuit de praktijk formuleren van aanbevelingen voor en over de vakvolwassenheid, zodat de professionaliteit wordt bevorderd.”
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- draagt de korpschef op het betaalde griffierecht van € 170,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt de korpschef in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 534,-;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden (de Minister van Justitie en Veiligheid) in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 534,-;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden (de Minister van Justitie en Veiligheid) tot vergoeding van de aan de beroepsfase toerekenbare immateriële schade ten bedrage van € 1.500,-.