In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 oktober 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, bijgestaan door haar gemachtigde mr. S. van Minderhout, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester van de gemeente Tholen, dat op 14 september 2021 was genomen. Dit besluit betrof de sluiting van haar woning voor de duur van twee maanden, met ingang van 14 oktober 2021, vanwege de aangetroffen hennep in de woning. De burgemeester heeft toegezegd de uitspraak van de voorzieningenrechter af te wachten voordat tot sluiting wordt overgegaan.
Tijdens de zitting op 28 oktober 2021 in Breda is verzoekster verschenen, terwijl de burgemeester zich liet vertegenwoordigen door een onbekende vertegenwoordiger. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er sprake is van een spoedeisend belang, gezien de aanstaande sluiting van de woning en de mogelijke gevolgen voor de huurovereenkomst. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er hennep in de woning is aangetroffen, maar er was onvoldoende bewijs dat de woning een rol speelde in de drugshandel. Er waren geen meldingen van overlast en het was niet aangetoond dat er een loop naar de woning was.
De voorzieningenrechter heeft uiteindelijk besloten dat het belang van verzoekster om in haar woning te blijven zwaarder weegt dan het belang van de burgemeester. Het verzoek om een voorlopige voorziening is toegewezen, en de burgemeester is veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van verzoekster. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.