ECLI:NL:RBZWB:2021:5443

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 oktober 2021
Publicatiedatum
28 oktober 2021
Zaaknummer
AWB- 21_4286 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijke sluiting van een woning wegens drugshandel met voorlopige voorziening

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 oktober 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, bijgestaan door haar gemachtigde mr. S. van Minderhout, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester van de gemeente Tholen, dat op 14 september 2021 was genomen. Dit besluit betrof de sluiting van haar woning voor de duur van twee maanden, met ingang van 14 oktober 2021, vanwege de aangetroffen hennep in de woning. De burgemeester heeft toegezegd de uitspraak van de voorzieningenrechter af te wachten voordat tot sluiting wordt overgegaan.

Tijdens de zitting op 28 oktober 2021 in Breda is verzoekster verschenen, terwijl de burgemeester zich liet vertegenwoordigen door een onbekende vertegenwoordiger. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er sprake is van een spoedeisend belang, gezien de aanstaande sluiting van de woning en de mogelijke gevolgen voor de huurovereenkomst. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er hennep in de woning is aangetroffen, maar er was onvoldoende bewijs dat de woning een rol speelde in de drugshandel. Er waren geen meldingen van overlast en het was niet aangetoond dat er een loop naar de woning was.

De voorzieningenrechter heeft uiteindelijk besloten dat het belang van verzoekster om in haar woning te blijven zwaarder weegt dan het belang van de burgemeester. Het verzoek om een voorlopige voorziening is toegewezen, en de burgemeester is veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van verzoekster. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/4286 OPIUMW VV
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 28 oktober 2021 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoekster] , te [woonplaats verzoekster] , verzoekster,

gemachtigde: mr. S. van Minderhout,
en

de burgemeester van de gemeente Tholen, verweerder.

Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen:
Stichting Stadlander,te Bergen op Zoom.

Procesverloop

Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 14 september 2021 (bestreden besluit) van de burgemeester inzake de sluiting van de woning aan [adres] voor de duur van twee maanden met ingang van 14 oktober 2021. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De burgemeester heeft toegezegd de uitspraak van de voorzieningenrechter af te wachten voordat tot sluiting wordt overgegaan.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 28 oktober 2021. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde.
De burgemeester heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger] .
Derde partij is, met voorafgaand bericht, niet verschenen.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
2. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het voldoende aannemelijk is dat er sprake is van een spoedeisend belang. Daarbij is de aanstaande sluiting van de woning betrokken en het gegeven dat het niet uitgesloten is dat deze sluiting consequenties heeft voor de huurovereenkomst.
3. De voorzieningenrechter heeft er geen twijfels over dat er in de woning hennep is aangetroffen. De wijkagent heeft dit gerapporteerd en er zijn geen aanwijzingen om te oordelen dat de wijkagent niet deskundig genoeg zou zijn om dat te kunnen vaststellen. De aangetroffen hoeveelheid is ook zo veel meer dan de gebruikershoeveelheid dat ervan uit mag worden gegaan dat de hennep bestemd was voor de verkoop. De burgemeester was daarom bevoegd de woning te sluiten.
4. Er is echter onvoldoende gebleken dat de woning een rol speelde in de drugshandel. Uit de stukken blijkt niet dat [naam X] heel vaak, dan wel structureel in de woning van verzoekster aanwezig was. In de bestuurlijke rapportage staat alleen dat naast het BRP adres ook het adres van verzoekster als verblijfplaats aan het licht is gekomen. Dat is onvoldoende om te oordelen dat [naam X] structureel in de woning aanwezig was.
Verder is van belang dat de hennep ook alleen maar is aangetroffen in een plastic tas in de directe nabijheid van [naam X] . Er zijn ook geen attributen aangetroffen die zouden kunnen wijzen op handel vanuit de woning en er zijn ook geen aanwijzingen dat er sprake is van overlast. Het enkele feit dat er andere personen aanwezig waren met antecedenten zegt niet dat er ook sprake is van loop naar de woning of overlast.
Gelet op wat hiervoor is overwogen staat het niet vast dat het noodzakelijk was om de woning te sluiten.
5. Ook zijn er onvoldoende aanwijzingen dat verzoekster een verwijt kan worden gemaakt. De verwijzing naar een overzicht met antecedenten van [naam X] is onvoldoende. Voor zover daaruit al opgemaakt kan worden dat [naam X] eerder in aanraking is geweest met drugshandel blijkt daar niet uit dat verzoekster dat ook wist.
6. Omdat er geen meldingen van overlast zijn en niet is aangetoond dat er een loop naar de woning is, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het belang van verzoekster bij het kunnen blijven wonen in haar woning, zwaarder moet wegen dan het belang van de burgemeester. Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening zal daarom worden toegewezen.
7. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, dient de burgemeester aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht te vergoeden.
De voorzieningenrechter zal de burgemeester veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,-- punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 748,‑ en wegingsfactor 1). Tevens zal de burgemeester worden veroordeeld in de reiskosten van verzoekster op basis van openbaar vervoer tweede klasse. Dit is een bedrag van € 22,58.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • schorst het bestreden besluit tot twee weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
  • draagt de burgemeester op het betaalde griffierecht van € 181,-- aan verzoekster te vergoeden;
  • veroordeelt de burgemeester in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.496,--;
  • veroordeelt de burgemeester in de reiskosten van verzoekster tot een bedrag van €22,58.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.Z.B. Sterk, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 28 oktober 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.