ECLI:NL:RBZWB:2021:5442
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om handhavend optreden tegen de bouw van een gebouw door derde partij
Op 28 oktober 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers bezwaar maakten tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sluis. Dit besluit, genomen op 3 september 2021, betrof de afwijzing van hun verzoek om handhavend op te treden tegen de bouw van een gebouw door een derde partij op een perceel nabij de verzoekers. De verzoekers, die op het aangrenzende perceel wonen, stelden dat de derde partij illegaal een te groot gebouw oprichtte. In hun verzoek vroegen zij de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat de derde partij zou worden gelast het gebouw af te breken en het perceel in de oude toestand terug te brengen.
De voorzieningenrechter overwoog dat de procedure voor een voorlopige voorziening bedoeld is om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een maatregel te treffen. De rechter stelde vast dat er geen onverwijlde spoed was die het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening rechtvaardigde. De voorzieningenrechter merkte op dat de verzoekers geen belangen hadden aangevoerd die maakten dat zij de uitkomst van de bodemprocedure niet konden afwachten. Bovendien was het verzoek om handhavend optreden afgewezen door verweerder, die had aangegeven dat er zicht was op legalisatie van het gebouw, mits de nokhoogte werd teruggebracht.
Uiteindelijk leidde dit tot de conclusie dat het verzoek om voorlopige voorziening moest worden afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gevraagde maatregelen te vergaand waren en niet pasten bij het karakter van de voorlopige voorziening-procedure. De uitspraak werd gedaan door mr. E.J. Govaers, in aanwezigheid van griffier mr. P.H.M. Verdonschot, en werd openbaar gemaakt op dezelfde dag.