ECLI:NL:RBZWB:2021:5428

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 oktober 2021
Publicatiedatum
28 oktober 2021
Zaaknummer
02-174732-21, 02-189519-21 en 02-144863-21 (ttz. gevoegd), 02-020576-21 (TUL) en 02-143807-20 (TUL)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld, bedreiging en overtreding van de Wet wapens en munitie

Op 28 oktober 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal met geweld, bedreiging met geweld en overtreding van de Wet wapens en munitie. De verdachte, geboren in 2001 en gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Middelburg, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.I. Cambier. De inhoudelijke behandeling vond plaats op 14 oktober 2021, waarbij de officier van justitie, mr. K. Pieters, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging.

De tenlastelegging omvatte onder andere de diefstal van een mobiele telefoon van slachtoffer 1, waarbij de verdachte samen met anderen geweld heeft gebruikt. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van openlijk geweld tegen voertuigen en het voorhanden hebben van een boksbeugel. Ook werd hij beschuldigd van bedreiging van slachtoffer 2 met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. De rechtbank achtte de diefstal met geweld wettig en overtuigend bewezen, evenals de bedreiging met geweld. De verdachte werd vrijgesproken van de openlijke geweldpleging tegen goederen, omdat het bewijs hiervoor ontbrak.

De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 13 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een drugsverbod. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een gevaar vormde voor de samenleving en dat er een hoog recidiverisico was. De benadeelde partij, slachtoffer 1, vorderde schadevergoeding, die gedeeltelijk werd toegewezen. De rechtbank besloot ook tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen, omdat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan nieuwe strafbare feiten tijdens de proeftijd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummers: 02-174732-21, 02-189519-21 en 02-144863-21 (ttz. gevoegd),
02-020576-21 (TUL) en 02-143807-20 (TUL)
vonnis van de meervoudige kamer van 28 oktober 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 2001,
wonende te [adres verdachte] ,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Middelburg,
raadsman: mr. A.I. Cambier, advocaat te Axel.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 14 oktober 2021, waarbij de officier van justitie, mr. K. Pieters, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting zijn ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermelde parketnummers en zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
02-174732-21:samen met (een) ander(en) met geweld en bedreiging met geweld de telefoon van [slachtoffer 1] heeft gestolen dan wel die [slachtoffer 1] met geweld en bedreiging met geweld heeft gedwongen tot afgifte van zijn telefoon;
02-189519-21, feit 1: samen met anderen openlijk geweld heeft gepleegd tegen zes personenauto's door deze te raken en er tegenaan te slaan, te schoppen en te trappen;
feit 2:een boksbeugel voorhanden heeft gehad en heeft gedragen;
02-144863-21:[slachtoffer 2] heeft bedreigd door een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan haar te tonen en op haar te richten.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van parketnummer 02-174732-21
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met de medeverdachte schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde diefstal met geweld in vereniging. Bewezen kan worden dat de mobiele telefoon van [slachtoffer 1] is weggenomen terwijl die diefstal vergezeld en gevolgd werd door geweld, namelijk door het schoppen en slaan van [slachtoffer 1] . Het aandeel van verdachte bestond onder meer uit het aangaan van de confrontatie. Daarnaast heeft hij ook zelf geweld gebruikt door zogenaamde “low kicks” uit te delen. Omdat de telefoon van [slachtoffer 1] uit zijn handen is getrokken, is er sprake van een voltooide diefstal met geweld en niet van afpersing.
Ten aanzien van parketnummer 02-189519-21
De officier van justitie vordert vrijspraak van het onder feit 1 tenlastegelegde openlijk geweld in vereniging, omdat onduidelijk is door wie en op welk moment de geweldshandelingen hebben plaatsgevonden. Wel blijkt uit het dossier dat medeverdachte [medeverdachte] verantwoordelijk is voor de barst in de voorruit van de Opel Combo, maar duidelijk is dat hier geen opzet was om in vereniging een vernieling te plegen.
Feit 2 kan wettig en overtuigend worden bewezen, nu bij de insluitingfouillering onder verdachte een boksbeugel is aangetroffen.
Ten aanzien van parketnummer 02-144863-21
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, door een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op [slachtoffer 2] te richten. Dat [slachtoffer 2] later per brief heeft laten weten de zaak te willen laten rusten, doet niets af aan haar eerdere aangifte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van parketnummer 02-174732-21
De voltooide diefstal met (bedreiging met) geweld in vereniging heeft de verdachte bekend. Wel kan op basis van de getuigenverklaringen worden vastgesteld dat de medeverdachte een grotere rol heeft gehad in het geheel dan de verdachte.
Ten aanzien van parketnummer 02-189519-21
Evenals de officier van justitie heeft de verdediging vrijspraak bepleit ten aanzien van de onder 1 tenlastegelegde openlijke geweldpleging in vereniging omdat wettig en overtuigend bewijs ontbreekt.
Het onder feit 2 tenlastegelegde (bezit van een boksbeugel) heeft de verdachte bekend.
Ten aanzien van parketnummer 02-144863-21
De verdediging is van mening dat verdachte vrijgesproken dient te worden van dit feit. Gelet op het proces-verbaal van bevindingen en de nagezonden brief van [slachtoffer 2] is het de vraag of hetgeen die avond is voorgevallen als bedreiging kan worden gekwalificeerd. Daar komt bij dat verdachte tijdens het tonen van de aansteker uit het raam hing, het donker was en op een afstand van 7 à 8 meter van [slachtoffer 2] af stond. [slachtoffer 2] geeft in de brief verder aan dat het goed zou kunnen dat het wapen niet echt was en dat verdachte toch niet echt geschoten zou hebben.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Ten aanzien van parketnummer 02-174732-21
De rechtbank acht de tenlastegelegde diefstal met geweld in vereniging wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft dit feit ter zitting bekend, met uitzondering van de in de tenlastelegging genoemde bedreigende woorden ‘als je je telefoon niet geeft, dan ga ik je poppen’. De verdachte erkent wel dat hij mogelijk woorden van gelijke dreigende aard en strekking richting [slachtoffer 1] heeft geuit. De rechtbank ziet echter geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid en de juistheid van de verklaring van [slachtoffer 1] . De rechtbank acht daarom ook dat deel van de tenlastelegging bewezen.
Nu de verdachte een (overwegend) bekennende verklaring heeft afgelegd, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, zoals opgenomen in bijlage II van dit vonnis.
Ten aanzien van parketnummer 02-189519-21
Feit 1 vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
Feit 2 bewezenverklaring zonder nadere motivering
Nu de verdachte dit feit heeft bekend en er nadien geen vrijspraak is bepleit of gevorderd, zal dit feit zonder verdere bespreking wettig en overtuigend bewezen worden verklaard en zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, zoals opgenomen in bijlage II van dit vonnis.
Ten aanzien van parketnummer 02-144863-21
[slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan van bedreiging door verdachte. Zij is op 21 maart 2021 naar zijn woning gegaan, heeft bij de woning aangebeld en is buiten blijven wachten. Verdachte wilde dat [slachtoffer 2] weg zou gaan en heeft dit ook via zijn slaapkamerraam al schreeuwend aan haar kenbaar gemaakt. Uit de door verdachte ter zitting afgelegde verklaring blijkt dat verdachte op een gegeven moment een op een vuurwapen gelijkend voorwerp – te weten een aansteker – heeft gepakt, die aansteker vanuit zijn slaapkamerraam aan [slachtoffer 2] heeft getoond en haar daarbij op een bedreigende wijze gesommeerd heeft om bij zijn woning weg te gaan. [slachtoffer 2] was er op dat moment niet van op de hoogte dat het geen echt vuurwapen betrof. De rechtbank heeft gelet op het voorgaande geen reden om te twijfelen aan de aangifte en acht ook bewezen dat verdachte de aansteker op [slachtoffer 2] heeft gericht. Gelet op deze feiten en omstandigheden heeft verdachte met zijn gedragingen willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer 2] zich bedreigd zou voelen. Bij [slachtoffer 2] kon de redelijke vrees ontstaan dat door verdachte een misdrijf zou worden gepleegd dat tegen haar leven gericht is. In haar aangifte verklaart [slachtoffer 2] dat ze schrok van hetgeen verdachte deed en dat zij zich bedreigd voelde. Dat [slachtoffer 2] de aangifte vervolgens naderhand heeft willen intrekken, omdat zij de zaak wilde laten rusten, doet hier niets aan af; de bedreiging had zich immers al voltrokken. Gelet hierop wordt het verweer van de raadsman verworpen en acht de rechtbank het feit wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
02-174732-21
op 1 juli 2021 te Vogelwaarde, op de openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander, een mobiele telefoon die geheel aan [slachtoffer 1] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door op zeer korte afstand tegen die [slachtoffer 1] aan te gaan staan en tegen die [slachtoffer 1] te zeggen: "Als je je telefoon niet geeft, dan ga ik je poppen", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en (daarbij) zijn, verdachtes, hand bij zijn broeksband te houden (alsof hij daar een vuurwapen had zitten) en de telefoon uit de hand van die [slachtoffer 1] te trekken en die [slachtoffer 1] (meermalen) tegen de
benen
tetrappen/schoppen en tegen de neus, te slaan/stompen;
02-189519-21, feit 2
op 9 januari 2021 te Terneuzen, een wapen, van categorie I, onder 3° (te weten een boksbeugel), voorhanden heeft gehad en heeft gedragen;
02-144863-21
op 21 maart 2021 te Terneuzen [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door een, op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te tonen aan voornoemde [slachtoffer 2] en (vervolgens) voornoemd, op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 2] te richten.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 13 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd en met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De bijzondere voorwaarden dienen dadelijk uitvoerbaar te worden verklaard.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat het van belang is dat verdachte aansluitend aan een eventuele gevangenisstraf wordt opgenomen in een zorginstelling, om zo te werken aan zijn alcohol- en drugsproblematiek. Hier moet bij de strafoplegging dan ook de nadruk op liggen. Verdachte realiseert zich dat hij fout heeft gehandeld en heeft zich bereid verklaard zijn medewerking te verlenen aan de door de reclassering voorgestelde bijzondere voorwaarden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft in totaal drie strafbare feiten gepleegd. Allereerst heeft verdachte zich op
1 juli 2021 samen met de medeverdachte schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld en bedreiging met geweld. Verdachte is de confrontatie met het slachtoffer [slachtoffer 1] aangegaan, met het doel om hem te dwingen tot afgifte van zijn telefoon. Verdachte heeft het slachtoffer hierbij bedreigd en getrapt. Het slachtoffer heeft door het handelen van verdachte letsel opgelopen. Het is zorgelijk dat verdachte zonder enige aanleiding – onder invloed van alcohol en drugs – de confrontatie met het slachtoffer is aangegaan en daarbij het gebruik van geweld niet heeft geschuwd. Verdachte heeft hem hierdoor angst aangejaagd en zonder enig respect voor de eigendommen en de lichamelijke integriteit van het slachtoffer gehandeld. Uit de toelichting op de vordering van de benadeelde partij komt naar voren dat het incident voor het slachtoffer een traumatische ervaring is geweest die in grote mate invloed heeft gehad en tot aan de dag van vandaag nog steeds invloed heeft op zijn leven. Hier heeft verdachte in het geheel niet bij stilgestaan.
Verdachte heeft zich daarnaast op 21 maart 2021 schuldig gemaakt aan bedreiging van het slachtoffer [slachtoffer 2] door een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op haar te richten. Het was voor haar op dat moment niet duidelijk dat het geen echt vuurwapen was, waardoor bij haar de vrees is ontstaan dat er ook daadwerkelijk geschoten kon worden. Dit moet voor het slachtoffer een angstige situatie zijn geweest.
Verder had verdachte toen hij werd aangehouden op 9 januari 2021 een boksbeugel bij zich.
Het handelen van verdachte heeft in zijn algemeen bijgedragen aan gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving, niet alleen door het plegen van de bedreiging en het geweldsdelict, maar ook door het bezit van een boksbeugel en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Het bezit van dergelijke voorwerpen verhoogt het risico op een geweldsdelict. Daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van deze voorwerpen. De rechtbank rekent dit alles verdachte aan.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij al eerder met politie en justitie in aanraking is geweest, ook voor geweldsdelicten. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat verdachte in twee proeftijden liep ten tijde van de bewezenverklaarde feiten. Die veroordelingen hebben kennelijk onvoldoende afschrikkende werking gehad en hebben er niet toe geleid dat verdachte gestopt is met het plegen van strafbare feiten.
De rechtbank heeft kennis genomen van de reclasseringsrapportage van 6 oktober 2021. Hieruit blijkt onder andere dat er bij verdachte ernstige problemen worden gezien op het gebied van zijn sociaal netwerk, middelengebruik, zijn houding en zijn psychosociaal functioneren. De risico’s op recidive, geweldsdelicten en onttrekking aan voorwaarden worden ingeschat als hoog. De reclassering ziet geen mogelijkheden om verdachte in een ambulant kader te begeleiden. Een klinische behandeling is daarom geïndiceerd. Dit traject is reeds in gang gezet, het is echter nog niet duidelijk wanneer verdachte kan worden geplaatst in een zorginstelling. Gezien de ernst en complexiteit van de problematiek in combinatie met het hoge recidiverisico is het wenselijk dat verdachte aansluitend op zijn detentie geplaatst kan worden. De reclassering adviseert naast een klinische behandeling om nog de volgende bijzondere voorwaarden aan verdachte op te leggen: een meldplicht bij de reclassering en een drugsverbod. De reclassering adviseert de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Verdachte heeft zich ter zitting bereid verklaard tot medewerking aan de in het advies genoemde voorwaarden.
In strafverminderende zin houdt de rechtbank rekening met de open en meewerkende houding van verdachte zoals die is gebleken tijdens de terechtzitting. Verdachte heeft ter zitting er blijk van gegeven dat hij inziet dat hij anders had moeten handelen en dat zijn alcohol- en drugsgebruik zijn handelen op een negatieve wijze heeft beïnvloed.
Gelet op de ernst van het feit, de persoon van verdachte en straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, is de rechtbank van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. Met de reclassering is de rechtbank van oordeel dat hieraan ook bijzondere voorwaarden moeten worden gekoppeld.
Alles afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf recht doet aan de ernst van het feit en de persoon van verdachte. Zij zal aan verdachte een gevangenisstraf van 13 maanden opleggen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank ziet aanleiding een deel van die straf, te weten 8 maanden, voorwaardelijk op te leggen, met een proeftijd van twee jaar. Het voorwaardelijk strafdeel maakt verplichte begeleiding en een opname in een zorginstelling mogelijk. Aan het voorwaardelijk deel worden de bijzondere voorwaarden verbonden zoals geadviseerd door de reclassering, te weten de meldplicht, het drugsverbod en de opname in de zorginstelling. Over deze laatste bijzondere voorwaarde overweegt de rechtbank dat is geadviseerd dat het verplicht innemen van medicatie onderdeel kan zijn van de behandeling. De rechtbank ziet hiervoor echter geen aanleiding en zal dit deel van de bijzondere voorwaarde dan ook niet overnemen. Mocht tijdens de opname alsnog blijken dat er aanleiding bestaat het innemen van medicatie te verplichten, dan is het aan de officier van justitie om een vordering wijziging bijzondere voorwaarden bij de rechtbank in te dienen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Gelet op de reclasseringsrapportage, de persoonlijke problematiek van verdachte en zijn strafblad waaruit blijkt dat hij eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 2.457,29, bestaande uit € 957,29 aan materiële schade en € 1500,00 aan immateriële schade voor het feit zoals ten laste is gelegd onder parketnummer 02-174732-21.
Materiële schade
Met het bewezenverklaarde handelen heeft verdachte onrechtmatig gehandeld ten opzichte van de benadeelde partij, waardoor deze schade heeft geleden. De rechtbank is van oordeel dat de door de benadeelde opgevoerde en door de verdediging erkende posten ter zake de materiële schade van de benadeelde voldoende zijn onderbouwd en een rechtstreeks gevolg zijn van het strafbare feit. De gevorderde materiële schade is daarmee voldoende komen vast te staan zodat die schade zal worden toegewezen.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft door het handelen van verdachte pijn en letsel opgelopen. Door de huisarts is een gekneusde kaak en neus geconstateerd. Hij heeft een geruime tijd moeten herstellen en is tot op heden onder behandeling bij een osteopaat. Verder heeft hij tot op heden pijnklachten in zijn benen, onderrug en nek en ervaart hij wekelijks hoofdpijn. De huisarts heeft beschreven dat hij verwacht dat de rugklachten aan zullen houden. Uit de toelichting op het schadeformulier blijkt voorts dat de benadeelde partij nog altijd gevoelens van onveiligheid ervaart. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het slachtoffer immateriële schade heeft geleden door het handelen van verdachte. De rechtbank zal de vordering op dit punt toewijzen tot een bedrag van € 750,00. De rechtbank acht dit bedrag gelet op het bewezenverklaarde feit, de onderbouwing van de vordering en de hoogte van schadevergoedingen die in min of meer vergelijkbare gevallen zijn toegekend, redelijk. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het meer gevorderde niet-ontvankelijk verklaren.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
De door de benadeelde partij gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd, te weten vanaf 1 juli 2021, tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt ten slotte vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door de mededader is betaald, en andersom.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

Vordering met parketnummer 02-143807-20
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van vijf weken die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter Zeeland-West-Brabant d.d. 14 april 2021 ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
Vordering met parketnummer 02-020576-21
De officier van justitie heeft gevorderd dat de proeftijd van de voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter te Zeeland-West-Brabant zal worden verlengd met één jaar. De verdediging heeft hier ook om verzocht.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank zal hiertoe niet besluiten, gelet op de reeds op te leggen gevangenisstraf en het wenselijk is dat verdachte na zijn gevangenisstraf gaat starten met de opname in een zorginstelling. De rechtbank acht wel de verlenging van de proeftijd met een jaar op zijn plaats.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 285, 312 van het Wetboek van Strafrecht en 13 en 55 van de Wet wapens en munitie zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het met parketnummer 02-189519-21 onder 1 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
02-174732-21:diefstal vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
02-189519-21, feit 2:handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
02-144863-21:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 13 (dertien) maanden, waarvan 8 (acht) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich zal melden bij Reclassering Nederland te 4337 EA Middelburg, Vrijlandstraat 33, en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden, zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht, waarbij de reclassering contact met verdachte zal opnemen voor de eerste afspraak;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de behandelaars van verdachte in overleg met de reclassering nodig achten, zal laten opnemen in een nog nader aan te wijzen zorginstelling, waarbij verdachte zich zal houden aan de huisregels en aan de aanwijzingen die verdachte in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven. De opname start, indien mogelijk, direct aansluitend op de detentie van verdachte. Indien blijkt dat de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte tevens mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het gebruik van drugs en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urineonderzoek;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de aan de voorwaardelijke straf verbonden voorwaarden en het op de naleving van die voorwaarden uit te oefenen reclasseringstoezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 15 oktober 2020 door de politierechter te Zeeland-West-Brabant is opgelegd in de zaak onder parketnummer
02-143807-20
ten uitvoer zal worden gelegd, te weten
een gevangenisstraf van 5 (vijf) weken;
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 02-020576-21 af, maar
verlengt de proeftijd met één jaar;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte in de zaak met parketnummer 02-174732-21 tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van
€ 1.707,29, waarvan
€ 957,29 aan materiële schadeen
€ 750,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 1 juli 2021 tot aan de dag der voldoening;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 1] ,
€ 1.707,29, te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 1 juli 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij
niet betaling 27 (zevenentwintig) dagen gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis:
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk is aan de opgelegde onvoorwaardelijke straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.F. Bethlehem, voorzitter, mr. J. Bergen en
mr. H. Skalonjic, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H. Holtgrefe, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 28 oktober 2021.