ECLI:NL:RBZWB:2021:5403

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 oktober 2021
Publicatiedatum
27 oktober 2021
Zaaknummer
AWB- 20_8527
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen indicatiebesluit zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz)

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 oktober 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een indicatiebesluit van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Eiseres, de dochter van wijlen mevrouw [naam mevrouw], had bezwaar gemaakt tegen het besluit van CIZ van 7 mei 2020, waarin haar moeder werd geïndiceerd voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz). Eiseres stelde dat de indicatie eerder had moeten ingaan, namelijk op 1 juni 2020, omdat er een akkoordverklaring van de zorgverzekeraar (CZ) was tot en met 31 mei 2020. Eiseres voerde aan dat haar moeder terminaal was en dat de zorg onder de zorgverzekering viel. CIZ daarentegen stelde dat de indicatie terecht per 7 mei 2020 was vastgesteld en dat er geen rekening gehouden hoefde te worden met de akkoordverklaring van de zorgverzekeraar.

De rechtbank heeft de feiten en het verweer van CIZ beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat mevrouw [naam mevrouw] terminaal was ten tijde van de indicatiestelling. De rechtbank oordeelde dat de indicatie op de juiste datum was vastgesteld en dat de zorgkosten door de zorgverzekeraar CZ stopten en vervangen werden door de indicatie op grond van de Wlz. Eiseres werd geadviseerd om zich tot het Zorgkantoor te wenden voor vergoeding van de zorgkosten. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en er was geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/8527 WLZ

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 oktober 2021 in de zaak tussen

[naam eisers] te [naam woonplaats] , eiseres

gemachtigde: H.A.M. van Ginneken,
en

Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 7 mei 2020 (primair besluit) heeft CIZ wijlen mevrouw [naam mevrouw] met ingang van 7 mei 2020 geïndiceerd voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz).
Op 21 mei 2020 is [naam mevrouw] overleden.
Eiseres heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
In het besluit van 28 augustus 2020 (bestreden besluit) heeft CIZ het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
CIZ heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 20 augustus 2021.
Hierbij waren aanwezig de gemachtigde van eiseres en mr. L.M.R. Kater namens CIZ.
De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd.

Overwegingen

1.
Feiten
[naam mevrouw] , geboren op 27 juli 1924, was bekend met lichamelijke beperkingen en had hulp nodig bij de algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL). Ook was zij bekend met psychogeriatrische problemen. Op 15 april 2020 is namens [naam mevrouw] bij CIZ een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wlz. Op 7 mei 2020 heeft telefonisch contact plaatsgevonden met de gemachtigde van eiseres. Op basis daarvan heeft CIZ [naam mevrouw] geïndiceerd voor zorgprofiel Verpleging en Verzorging (VV) Beschermd wonen en intensieve dementiezorg (VV05) per 7 mei 2020.
2.
Standpunt eiseres
Eiseres voert aan dat de indicatie in had moeten gaan op 1 juni 2020 omdat [naam mevrouw] nog een akkoordverklaring had van haar zorgverzekeraar (CZ) tot en met 31 mei 2020. Het CIZ heeft daarmee volgens eiseres onvoldoende rekening gehouden. De situatie van [naam mevrouw] was op het moment van indiceren nog niet nijpend omdat de zorgaanbieder een 24-uurs arrangement had georganiseerd op basis van een akkoordverklaring. Tevens stelt eiseres dat [naam mevrouw] terminaal was en dat daarom de financiering van de zorg onder de zorgverzekering valt. Tenslotte stelt zij dat tijdens de coronacrisis een opnamestop bestond zodat [naam mevrouw] , indien zij niet was overleden, zonder zorgaanbieder was komen te zitten.
3.
Verweer
CIZ stelt zich op het standpunt dat de toekenning van zorgprofiel VV05 terecht per 7 mei 2020 heeft plaatsgevonden. CIZ heeft contact gehad met gemachtigde van eiseres over de medische situatie van [naam mevrouw] . CIZ wist niet dat er een machtiging van de zorgverzekeraar (CZ) was met een geldigheidsduur tot en met 31 mei 2020. CIZ stelt dat het daar geen rekening mee kon houden en dat ook niet hoefde te doen. CIZ wijst er ook op dat CZ eiseres heeft aangeraden een Wlz-aanvraag in te dienen. CIZ stelt de zorgaanspraak vast op zorginhoudelijke gronden en geeft aan dat ook de zorgverzekeraar hier aan is gehouden. CIZ stelt verder dat uit de medische informatie niet blijkt dat [naam mevrouw] terminaal was. Zorgprofiel VV05 kan bovendien thuis geleverd worden door middel van zorg in natura of een pgb. Eiseres moet zich daarvoor tot het Zorgkantoor wenden.
4.
Wettelijk kader
Op grond van artikel 3.2.1, eerste lid, van de Wlz heeft een verzekerde recht op zorg die op zijn behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden is afgestemd voor zover hij naar aard, inhoud en omvang en uit een oogpunt van doelmatige zorgverlening redelijkerwijs op die zorg is aangewezen omdat hij, vanwege een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, een blijvende behoefte heeft aan:
a. permanent toezicht ter voorkoming van escalatie of ernstig nadeel voor de verzekerde, of
b. 24 uur per dag zorg in de nabijheid, omdat hij zelf niet in staat is om op relevante momenten hulp in te roepen en hij, om ernstig nadeel voor hem zelf te voorkomen,
1°. door fysieke problemen voortdurend begeleiding, verpleging of overname van
zelfzorg nodig heeft, of
2°. door zware regieproblemen voortdurend begeleiding of overname van taken
nodig heeft.
Op grond van artikel 3.2.3, eerste lid, van de Wlz wordt het recht op zorg op aanvraag van de verzekerde in een indicatiebesluit vastgesteld door het CIZ. Het recht op zorg dat wordt vastgesteld in het indicatiebesluit sluit aan bij de behoefte van de verzekerde.
5.
Beoordeling
De rechtbank dient ambtshalve na te gaan of eiseres procesbelang heeft bij de beoordeling van haar beroep. De rechtbank stelt vast dat eiseres procesbelang heeft omdat in de periode 7 mei 2020 tot 21 mei 2020 zorg is verleend aan [naam mevrouw] en dus kosten zijn gemaakt, waarvan zij vergoeding verlangt.
De rechtbank is allereerst van oordeel dat op basis van de aanwezige medische informatie van de wijkverpleegkundige en van de huisarts niet is gebleken dat [naam mevrouw] ten tijde van de indicatiestelling door CIZ terminaal was, zodat CIZ zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de Zorgverzekeringswet (Zvw) niet voorliggend is. Dat [naam mevrouw] kort na het indicatiebesluit is overleden, maakt nog niet dat zij ten tijde van de indicatiestelling terminaal was.
Het gaat in deze zaak verder om de vraag op welke datum de Wlz-indicatie moet ingaan. Eiseres voert aan dat de ingangsdatum zou moeten liggen ná de datum van het indicatiebesluit, namelijk na afloop van de akkoordverklaring van de zorgverzekeraar. CIZ heeft ter zitting toegelicht dat, ook als bij indicatiestelling wel de akkoordverklaring van de zorgverzekeraar was betrokken, dit niet tot andere besluitvorming had geleid.
De rechtbank overweegt dat een Wlz-indicatie naar de hoofdregel wordt verleend met ingang van de datum van het indicatiebesluit. [naam mevrouw] voldeed op die datum (7 mei 2020) aan de criteria om voor Wlz-zorg in aanmerking te komen. Dat heeft tot gevolg dat de vergoeding van de zorgkosten door zorgverzekeraar CZ op grond van de Zvw stopt en wordt vervangen door de indicatie op grond van de Wlz. De op basis van de Wlz verleende zorg kan dan bij het Zorgkantoor worden gedeclareerd. CIZ heeft in dat verband ter zitting toegelicht dat het toegekende zorgprofiel VV05 ook thuis geleverd kan worden door middel van een persoonsgebonden budget (pgb). Eiseres zal zich dan tot het Zorgkantoor moeten wenden om te bezien of zij de gemaakte zorgkosten ten behoeve van [naam mevrouw] op basis van de afgegeven indicatie op grond van de Wlz vergoed kan krijgen.
6.
Conclusie
Het beroep zal ongegrond verklaard worden.
Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, rechter, in aanwezigheid van mr. T.B. Both-Attema, griffier, op 26 oktober 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.