ECLI:NL:RBZWB:2021:5398

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 oktober 2021
Publicatiedatum
27 oktober 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 8349
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor een kwalificerende buitenlandse belastingplichtige

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende, woonachtig in Spanje, en de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2017, die was opgelegd op basis van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 48.826. De inspecteur had de belanghebbende niet aangemerkt als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige, wat leidde tot de bestreden uitspraak op bezwaar van 25 augustus 2020.

Tijdens de zitting op 15 september 2021 in Breda is de belanghebbende verschenen, maar hij heeft geen inkomensverklaring overgelegd, wat een vereiste is om als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige te worden aangemerkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende niet aan de voorwaarden voldoet, omdat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij nagenoeg geheel in Nederland is onderworpen aan de belastingheffing. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de aanslag in stand blijft.

De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de uitspraak openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, waar partijen binnen zes weken na de verzenddatum van de uitspraak beroep kunnen instellen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 20/8349
uitspraak van 27 oktober 2021
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de inspecteur van 25 augustus 2020 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem voor het jaar 2017 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 48.826 en de daarbij in rekening gebrachte belastingrente van € 171 (aanslagnummer [aanslagnummer]).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 september 2021 te Breda.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, en namens de inspecteur,
[inspecteur] .

1.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

2.Gronden

2.1.
Belanghebbende was het gehele jaar 2017 woonachtig in Spanje .
2.2.
In zijn aangifte IB/PVV 2017 heeft belanghebbende aangekruist dat hij aan de voorwaarden voldoet om te worden aangemerkt als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige. Het door belanghebbende aangegeven belastbaar inkomen uit werk en woning is als volgt opgebouwd:
Loon
€ 36.544
Eigenwoningforfait
€ 853 (+)
Eigenwoningrente
€ 3.994 (-/-)
Belastbaar inkomen werk en woning
€ 33.403
2.3.
Aan belanghebbende is conform de ingediende aangifte een voorlopige aanslag IB/PVV 2017 opgelegd.
2.4.
De inspecteur heeft belanghebbende bij brief verzocht een inkomensverklaring te verstrekken. Belanghebbende heeft niet voldaan aan dit verzoek.
2.5.
Bij de vaststelling van de definitieve aanslag IB/PVV 2017 van belanghebbende is de inspecteur afgeweken van de aangifte. De inspecteur heeft belanghebbende niet aangemerkt als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige, zodat belanghebbende geen recht heeft op aftrek in verband met de eigenwoning die niet in Nederland is gelegen. Ook heeft de inspecteur inkomen van € 12.282 van de Veiligheidsregio Amsterdam dat niet verantwoord was in de aangifte bijgeteld.
2.6.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de inspecteur belanghebbendes bezwaar ongegrond verklaard.
2.7.
In geschil is uitsluitend of belanghebbende kan worden aangemerkt als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige.
2.8.
Om als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige te worden aangemerkt, moet worden voldaan aan de vereisten van artikel 7.8, zesde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001):
“Een kwalificerend buitenlands belastingplichtige is een persoon die als inwoner van een andere lidstaat van de Europese Unie (…) in de belastingheffing van die andere lidstaat (…) wordt betrokken en:
a.
van wie het inkomen geheel of nagenoeg geheel in Nederland is onderworpen aan de loonbelasting of inkomstenbelasting, of
b.
van wie het inkomen tezamen met dat van een belastingplichtige die als zijn partner zou worden aangemerkt indien beide personen binnenlandse belastingplichtigen zouden zijn, geheel of nagenoeg geheel in Nederland is onderworpen aan de loonbelasting of inkomstenbelasting,
onder de voorwaarde dat de belastingplichtige een inkomensverklaring van de belastingautoriteit van zijn woonland verstrekt. (...).”
2.9.
Belanghebbende heeft – hoewel dit op zijn weg lag – geen inkomensverklaring als onder 2.8 bedoeld overgelegd. De inspecteur heeft belanghebbende gewezen op het ontbreken van de inkomensverklaring en hem vóór en tijdens de bezwaarfase in de gelegenheid gesteld om de vereiste inkomensverklaring alsnog te verstrekken. De rechtbank stelt voorop dat weliswaar niet zonder meer doorslaggevend is dat een inkomensverklaring als zodanig niet is verstrekt. Belanghebbende heeft echter, ook niet op andere wijze aannemelijk gemaakt dat hij aan alle (materiële) voorwaarden voldoet om te kunnen worden aangemerkt als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige, in het bijzonder de eis dat belanghebbende nagenoeg geheel in Nederland is onderworpen aan de loonbelasting of inkomstenbelasting. Enkel de stelling van belanghebbende daartoe is onvoldoende, nu deze niet verder is onderbouwd. Naar het oordeel van de rechtbank voldoet belanghebbende daarom niet aan de voorwaarden om aangemerkt te worden als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige. Nu belanghebbende niet kan worden aangemerkt als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige heeft hij geen recht op aftrek in verband met de woning in Spanje . [1]
2.10.
Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond verklaard.
2.11.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H. Bogert, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Krishnapillai, griffier, op 27 oktober 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,

de uitspraak te ondertekenen>
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.

Voetnoten

1.Artikel 7.2, tweede lid aanhef en onderdeel f van de Wet IB 2001.