ECLI:NL:RBZWB:2021:5381

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 oktober 2021
Publicatiedatum
26 oktober 2021
Zaaknummer
AWB- 21_3336
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit studiefinanciering door minister

Op 22 oktober 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. P.S. Folsche, en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). Eiseres had beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister op haar aanvraag voor studiefinanciering voor het kalenderjaar 2021. De rechtbank heeft toepassing gegeven aan artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waardoor een behandeling ter zitting achterwege is gebleven.

Eiseres had op 20 mei 2021 de minister verzocht om binnen twee weken een beslissing te nemen over haar aanvraag voor studiefinanciering, omdat zij nog geen besluit had ontvangen. De minister stelde echter dat eiseres op 16 juli 2020 een aanvraag had ingediend en dat er op 2 juni 2021 was besloten dat er geen openstaande aanvragen meer waren. De rechtbank concludeerde dat er wel degelijk een primair besluit was genomen naar aanleiding van de brief van eiseres en dat er geen sprake was van het uitblijven van een besluit. Het geschil over de noodzaak van een nieuwe aanvraag kon in de bezwaarprocedure worden behandeld.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres niet-ontvankelijk, omdat er geen aanvraag voor studiefinanciering voor het kalenderjaar 2021 was ingediend. De uitspraak werd gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, en werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
Zaaknummer BRE 21/3336 WSFBSF

uitspraak van 22 oktober 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres], wonende te [plaatsnaam 1] , eiseres,
gemachtigde: mr. P.S. Folsche,
en
de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO),gevestigd te [plaatsnaam 2] , verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister op haar aanvraag voor studiefinanciering voor het kalenderjaar 2021.
De rechtbank heeft toepassing gegeven aan artikel 8:54, eerste lid, van de Awb, zodat een behandeling ter zitting achterwege is gebleven.

Overwegingen

1. Op 20 mei 2021 heeft eiseres de minister een brief gestuurd waarin zij meldt al eerder studiefinanciering te hebben aangevraagd, maar voor het kalenderjaar 2021 nog geen besluit te hebben ontvangen. Zij verzoekt de minister binnen twee weken alsnog een beslissing hierover te nemen.
Bij besluit van 2 juni 2021 heeft de minister dit verzoek afgewezen omdat eiseres geen aanvraag studiefinanciering voor het kalenderjaar 2021 heeft ingediend.
Eiseres heeft op 14 juli 2021 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 2 juni 2021. Op 30 juli 2021 heeft zij de bezwaargronden aangevuld.
Op 30 juli 2021 heeft zij beroep ingesteld bij de rechtbank tegen het uitblijven van een besluit op haar aanvraag.
2. De minister stelt dat eiseres op 16 juli 2020 een aanvraag voor studiefinanciering heeft ingediend. Op 3 september 2020 is de aanvraag voor een aanvullende beurs afgewezen. Op 14 oktober 2020 is aan eiseres een collegegeldkrediet toegekend voor 2021. Een nieuwe aanvraag voor een aanvullende beurs is pas ingediend op 7 juni 2021, aldus de minister.
3. De rechtbank stelt vast dat de minister op 2 juni 2021 heeft besloten dat er geen aanvraag van eiseres meer openstaat waarover nog een besluit genomen moet worden. Het verzoek om dwangsom wordt daarom afgewezen. Tegen dit primaire besluit staat bezwaar open. Eiseres heeft ook bezwaar ingediend. In deze bezwaarprocedure staat de vraag ter discussie of de minister gehouden is over het kalenderjaar 2021 een besluit te nemen over studiefinanciering, dan wel dat daarvoor een nieuwe aanvraag moet worden ingediend.
4. Naar het oordeel van de rechtbank is dus een primair besluit genomen naar aanleiding van de brief van eiseres van 20 mei 2021. Van een situatie dat sprake is van het uitblijven van een besluit is dus geen sprake. Het geschilpunt over de noodzaak om een nieuwe aanvraag in te dienen kan in de lopende bezwaarprocedure aan de orde komen. Het beroep is daarom (kennelijk) niet-ontvankelijk.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 22 oktober 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank.