ECLI:NL:RBZWB:2021:5380
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Intrekking van uitkering op grond van de Participatiewet
Op 11 oktober 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening in verband met de intrekking van de uitkering van de verzoeker op grond van de Participatiewet. De verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 18 februari 2021, waarin de uitkering werd ingetrokken.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen zitting heeft plaatsgevonden, zoals toegestaan onder artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De verzoeker werd gevraagd om het spoedeisend belang van zijn verzoek nader toe te lichten, maar heeft niet binnen de gestelde termijn gereageerd. Dit gebrek aan toelichting heeft geleid tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs is voor een spoedeisend belang.
De voorzieningenrechter heeft benadrukt dat de procedure voor voorlopige voorzieningen is bedoeld om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen. Aangezien de verzoeker geen toelichting heeft gegeven, is het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.