ECLI:NL:RBZWB:2021:5363
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de rechtbank in bestuursrechtelijke dwangbevelzaak
Op 25 oktober 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser en Rijken Gerechtsdeurwaarders. De zaak betreft een dwangbevel dat door de algemeen directeur van het Centraal Justitieel Incassobureau is uitgevaardigd, met als doel de betaling van bestuursrechtelijke premies af te dwingen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit dwangbevel, maar Rijken Gerechtsdeurwaarders heeft dit bezwaar ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het besluit van 26 mei 2021, waartegen eiser zich verzet, onbevoegd is genomen. Eiser heeft aangevoerd dat het besluit onvoldoende gemotiveerd is en dat hij niet is gehoord. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat volgens artikel 8:4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geen beroep kan worden ingesteld tegen een dwangbevel. Dit betekent dat de rechtbank zich kennelijk onbevoegd verklaart om de zaak te behandelen.
De rechtbank heeft verder opgemerkt dat de invorderingskosten die eiser aanvecht, onderdeel uitmaken van het dwangbevel en dat hiertegen ook geen bezwaar kan worden gemaakt. De rechtbank heeft de eiser erop gewezen dat hij een executiegeschil kan aanhangig maken bij de bevoegde burgerlijke rechter, en dat het indienen van een bezwaarschrift tegen het dwangbevel niet de juiste procedure is. Uiteindelijk heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd.